6d. Het leven van het volk
De kleding van de Romeinen gaf de sociale status aan. De man uiterst rechts, die alleen een tuniek draagt, behoorde waarschijnlijk tot een van de laagste klassen – een slaaf of een vrijgelatene. De man uiterst links draagt een toga, het kostuum van een Romeins burger.
De kwaliteit van het leven in het Romeinse Rijk hing af van waar men in de maatschappij stond.
Tijdens de Pax Romana bouwden de rijken enorme, overdadig versierde huizen en hadden meestal bedienden of slaven om in al hun behoeften te voorzien. De gemiddelde burger werkte hard en leefde redelijk comfortabel in bescheiden huizen. Ondanks de rijkdom van het Romeinse Rijk leefde de grootste klasse in wat alleen kan worden omschreven als armoede.
Romeinse kinderen droegen hangers die bullas werden genoemd, van het Latijnse woord voor “zeepbel”, om hun nek. De rijken droegen bullas van goud, terwijl een typische bulla voor plebejers van leer was.
Het Romeinse gezinsleven was een patriarchaat – dat wil zeggen dat de oudste man aanzienlijke macht had over de rest van het gezin. De patriarch nam alle belangrijke beslissingen voor het gezin. Hij had de macht om van zijn vrouw te scheiden of haar zelfs te doden als zij overspel pleegde.
Ook had de patriarch het recht om zijn eigen kinderen te doden. In feite besliste de patriarch routinematig of een pasgeboren baby zou overleven en door de familie zou worden opgevoed. Afhankelijk van het aantal kinderen dat de familie al had en het geslacht van het kind, kon de patriarch ervoor kiezen om de baby te laten doden. Kindermoord was een wijdverbreid probleem in het keizerrijk, vooral onder vrouwelijke baby’s.
De vrouw van de patriarch werd geacht het huishouden te leiden en trouw en gehoorzaam te blijven aan haar echtgenoot. Vrouwen konden geen politieke functies bekleden, maar in latere jaren van het keizerrijk kregen vrouwen meer rechten, zoals het recht om eigendom te bezitten.
kwallen en schimmels – Yum!
Een 19e-eeuwse Franse kunstenaar legde het Romeinse feest vast in zijn schilderij “De Romeinen van de Decadentie.”
Het Romeinse dieet draaide om drie mediterrane basisvoedingsmiddelen: graan, druiven en olijven. Iedereen op het Italiaanse schiereiland at deze voedingsmiddelen dagelijks. Van het graan (voornamelijk tarwe) werd brood gemaakt, van de druiven wijn, en van de olijven olijfolie. Brood vormde het hoofdbestanddeel van veel maaltijden, vooral voor de armen. Wijn werd bij bijna elke maaltijd geserveerd en werd vaak met water gemengd om het effect van de alcohol te verminderen. Olijfolie was een belangrijke bron van vet.
De rijken aten wat ze wilden. Hun smaak neigde naar het exotische. Hoe ongebruikelijker het voedsel leek, hoe beter. Ze aten kwallen, pauwen, struisvogels, varkensvlees en schimmel, om maar een paar van hun favorieten te noemen. De rijken hielden grote banketten die de hele dag duurden. Wanneer de gasten vol zaten, zuiverden zij zichzelf soms zodat zij konden blijven eten.
Het dieet van de armen bestond uit brood, groenten zoals kool, en pap. De armen voorzagen in hun eiwitbehoefte door wat vlees (meestal varkensvlees) en kaas te eten.
Sporten waren een favoriete bezigheid van de oude Romeinen. Dit fresco toont Romeinse vrouwen die spelen met een soort medicijnbal, een paganica genaamd, en zelfs met halters.
Toga Party
Hoewel de toga het kledingstuk is dat het meest geassocieerd wordt met de Romeinse cultuur, konden niet alle Romeinen deze dragen. Alleen burgers mochten een toga dragen. Omdat toga’s statuskenmerken waren, droegen burgers ze met trots, ook al waren ze niet erg comfortabel. De toga bestond uit een zeer groot (18 voet bij 6 voet) rechthoekig of halfrond stuk wollen stof dat zorgvuldig om het lichaam werd gedrapeerd en gewikkeld. Een goed gewikkelde toga had geen knopen, spelden, klemmen of andere sluitingen nodig.
De gemiddelde burger droeg een witte toga, maar een persoon in een belangrijke positie droeg een toga met een paarse streep, waarvan het uiterlijk varieerde naar gelang de betekenis van de positie van de persoon. De toga van de keizer was geheel purper.
Het basiskledingstuk voor een ongehuwde vrouw was een tuniek. Afhankelijk van het ontwerp van het kledingstuk werd het een peplos of chiton genoemd. Getrouwde vrouwen droegen een kledingstuk dat een stola werd genoemd.
Dit aquaduct, de Aqua Virgo, werd gebouwd in 19 v. Chr. om de baden bij het Pantheon van water te voorzien.
Rub-a-dub-dub
Togas zijn niet langer populaire kleding – behalve op studentenfeesten – maar sommige Romeinse gebruiken zijn tot op de dag van vandaag blijven bestaan. Naar een club gaan om te trainen en te zweten in de sauna, bijvoorbeeld, was oorspronkelijk een Romeins idee. Romeinen gingen graag naar de openbare baden. De baden waren plaatsen waar mannen en vrouwen (apart) naartoe konden gaan om te socialiseren, te sporten, te lezen en te ontspannen, en ook om schoon te worden.
Een typische trip naar de openbare baden was een hele gebeurtenis. Het kon beginnen met wat lichaamsbeweging in het gymnasium, gevolgd door een tochtje naar een warme kamer, waar een verzorger het lichaam van de bezoeker met olie insmeerde.
Daarna volgde een bezoek aan het tepidarium, waar een andere verzorger de olie, het vuil en het zweet met een metalen werktuig van het lichaam schraapte. Eenmaal schoon namen de Romeinen een duik in de eigenlijke baden, die zowel warmwaterbaden als koudwaterbaden omvatten. Het water van de openbare baden werd voortdurend ververst door aquaducten en verwarmd door ondergrondse ovens.
Ten slotte maakte het drinken van speciaal mineraalwater, waarvan men beweerde dat het genezende krachten had, een bezoek aan de baden compleet.
Tijdens de hele ervaring gingen bezoekers van de baden om met medeburgers. Deze sociale functie was misschien wel het belangrijkste doel van de baden.