Erotomanie : epidemiologie en management
Erotomanie wordt in de hedendaagse classificatiesystemen (DSM-IV en ICD-10) in het algemeen geclassificeerd als een waanstoornis. De incidentie van erotomanie is niet bekend, maar die van waanstoornissen in het algemeen wordt gerapporteerd als ongeveer 15 gevallen per 100.000 van de bevolking per jaar, met een vrouw : man ratio van 3 : 1. Er zijn zowel primaire als secundaire typen erotomanie geïdentificeerd, waarbij de laatste gepaard gaan met bewijs van een etiologisch significante organische of psychiatrische aandoening. De etiologie van primaire erotomanie is nog niet volledig begrepen, maar neuro-beeldvorming, genetische studies en bevindingen uit de evolutionaire psychopathologie bieden veelbelovende perspectieven voor een dieper en breder inzicht in deze aandoening. De behandeling van secundaire erotomanie is in eerste instantie gericht op de behandeling van de onderliggende organische of psychiatrische aandoening. De behandeling van primaire en secundaire erotomanie bestaat uit een combinatie van farmacologische behandelingen, psychosociale interventies en risicobeheersingsstrategieën. In het verleden werd het antipsychotische geneesmiddel pimozide vaak gebruikt, althans in bepaalde landen (zoals de VS en Canada), ondanks een gebrek aan systematisch onderzoek naar het gebruik ervan bij deze stoornis. De laatste jaren zijn er berichten over positieve therapeutische resultaten met atypische antipsychotica (risperidon, clozapine), die als gevolg van hun betere verdraagbaarheid ten opzichte van oudere middelen zoals pimozide, de aanvaardbaarheid voor de patiënt hopelijk zullen vergroten en daardoor de klinische resultaten zullen verbeteren. Ondanks deze vooruitgang is er nog steeds een grote behoefte aan gecontroleerde klinische trials van therapeutische strategieën voor primaire erotomanie en aanverwante syndromen.