Haman (Islam)
De naam Haman komt in de Koran zes keer voor, vier keer samen met Farao en twee keer alleen, waar God Mozes stuurt om Farao, Haman en hun volk uit te nodigen tot het monotheïsme, en om bescherming te zoeken voor de Israëlieten die Haman en Farao kwelden.
Op arrogante wijze verhief Farao zich in het land en verdeelde zijn volk in ondergeschikte groepen, waarvan hij er één vervolgde, waarbij hij hun zonen afslachtte en hun vrouwen behield. Hij was werkelijk een der verdorvenen. Maar het was Onze wil, de verdrukten in het land te begunstigen en hen tot voorbeelden van geloof en opvolgers te maken en hen in het land te vestigen en door hen aan Pharao, Hamân en hun soldaten de vervulling te tonen van hetgeen zij vreesden.
– Koran 28:4-6
Refereert naar Mozes als een tovenaar en een leugenaar, de Farao verwierp Mozes’ oproep om de God van Mozes te aanbidden en weigerde om de kinderen van Israël te bevrijden. De farao gaf Haman opdracht een hoge toren te bouwen van vuurgegoten bakstenen, zodat de farao ver omhoog kon klimmen en de God van Mozes kon zien. De farao, Haman, en hun leger in strijdwagens die de vluchtende kinderen van Israël achtervolgden, verdronken in de Rode Zee toen het opgespleten water hen insloot. De onderwerping van de Farao aan God op het moment van dood en totale vernietiging werd verworpen, maar zijn dode lichaam werd gered als een les voor het nageslacht en hij werd gemummificeerd.