Lichamelijke ontwikkeling in de vroege jeugd: Grove en fijne motoriek
De term “grove motoriek” verwijst naar lichamelijke vaardigheden die gebruik maken van grote lichaamsbewegingen, waarbij normaal gesproken het hele lichaam betrokken is. In de hier gebruikte betekenis betekent “grof” eerder “groot” dan “walgelijk”.
Tussen de leeftijd van 2 en 3 jaar stoppen jonge kinderen met “peuteren”, of met het gebruik van de onhandige, wijdbeense robotachtige houding die het kenmerk is van nieuwe lopers. Naarmate ze soepeler gaan lopen, ontwikkelen ze ook het vermogen om te rennen, springen en huppelen. Kinderen van deze leeftijd kunnen meedoen aan werp- en vangspelletjes met grotere ballen. Ze kunnen zich ook met hun voeten voortduwen terwijl ze op een rijdend speelgoedje zitten.
Kinderen van 3 tot 4 jaar kunnen een trap oplopen met een methode waarbij ze op elke trede beide voeten bij elkaar zetten voordat ze naar de volgende trede gaan (volwassenen zetten daarentegen op elke trede achtereenvolgens één voet). Jonge kinderen kunnen echter nog wel wat “hulp” nodig hebben om vallen te voorkomen als ze onvast worden in deze nieuwe vaardigheid. Kinderen van deze leeftijd zullen ook vastlopen wanneer het tijd is om de trap weer af te gaan; ze hebben de neiging zich om te draaien en achterwaarts de trap af te lopen. Kinderen van 3 tot 4 jaar kunnen hoger springen en huppelen naarmate hun beenspieren sterker worden. Velen kunnen zelfs korte tijd op één voet springen.
Ook ontwikkelen kinderen op deze leeftijd (3 tot 4 jaar) een betere beweeglijkheid van het bovenlichaam. Als gevolg daarvan worden hun vang- en werpvaardigheden sneller en nauwkeuriger. Bovendien kunnen ze meestal een stilstaande bal vanaf een tee met een knuppel slaan. Naarmate de coördinatie van het hele lichaam verbetert, kunnen kinderen van deze leeftijd nu trappen en een driewieler besturen. Ze kunnen ook tegen een grotere bal schoppen die recht voor hun lichaam wordt geplaatst.
Op 4-5-jarige leeftijd kunnen kinderen alleen de trap op en af op de volwassen manier (d.w.z. één stap tegelijk zetten). Hun looppatroon wordt steeds vloeiender en neemt in snelheid toe. Kinderen van deze leeftijd kunnen ook huppelen en draaien met hun worpen. Ze hebben ook meer controle bij het rijden op hun driewieler (of fiets), en kunnen er sneller mee rijden.
Tijdens de leeftijd van 5 tot 6, gaan jonge kinderen verder met het verfijnen van eerdere vaardigheden. Ze lopen nog sneller en kunnen beginnen met fietsen met zijwieltjes voor extra stabiliteit. Bovendien kunnen ze zijwaarts stappen. Kinderen van deze leeftijd beginnen nieuwe vormen van fysiek spel, zoals de jungle gym, onder de knie te krijgen en beginnen de wip, glijbaan en schommel zelfstandig te gebruiken. Ze beginnen vaak met touwtje springen, schaatsen, ballen slaan met knuppels, enzovoort. Veel kinderen van deze leeftijd vinden het leuk om georganiseerde sporten te leren, zoals voetbal, basketbal, t-ball of zwemmen. Bovendien doen 5- en 6-jarigen vaak graag mee aan buitenschoolse lichamelijke activiteiten zoals karate, gymnastiek of dans. Kinderen blijven hun grove motoriek verfijnen en verbeteren tot hun zevende levensjaar en daarna.
Fysieke ontwikkeling: Fijne motoriek
De fijne motoriek is nodig om kleinere, preciezere bewegingen te kunnen maken, waarbij gewoonlijk de handen en vingers worden gebruikt. De fijne motoriek is anders dan de grove motoriek, waarvoor minder precisie nodig is.
Tegen de leeftijd van 2 à 3 jaar kunnen kinderen dingen met hun handen maken. Ze kunnen torens bouwen van blokken, klei boetseren tot ruwe vormen en krabbelen met een krijtje of pen. Kinderen van deze leeftijd kunnen ook voorwerpen in passende ruimten plaatsen, zoals ronde pennen in ronde gaten. Kinderen van 2 tot 3 jaar hebben vaak een voorkeur om de ene hand vaker te gebruiken dan de andere, wat het begin is van links- of rechtshandig worden.
Om de leeftijd van 3 tot 4 jaar beginnen kinderen met het manipuleren van kledingsluitingen, zoals ritsen en drukknopen, en worden ze steeds zelfstandiger in het aan- en uitkleden van zichzelf. Voordat ze naar school gaan, zullen de meeste kinderen in staat zijn om zichzelf volledig aan- en uit te kleden (ook al duurt het soms lang voordat ze klaar zijn). Op deze leeftijd kunnen kinderen ook beginnen met het gebruik van een schaar om papier te knippen. Verzorgers moeten er om veiligheidsredenen voor zorgen dat kinderen botte kinderscharen met ronde randen krijgen!
3- tot 4-jarigen blijven hun eetvaardigheden verfijnen en kunnen keukengerei zoals vorken en lepels gebruiken. Jonge kinderen van deze leeftijd kunnen ook grotere schrijfinstrumenten gebruiken, zoals vetkrijtjes, in een schrijfgreep in plaats van ze alleen met de vuist vast te pakken. Zij kunnen ook een draaiende beweging met hun handen maken, wat nuttig is voor het openen van deurknoppen of het draaien van deksels van recipiënten. Omdat kinderen nu verpakkingen met deksels kunnen openen, moeten verzorgers ervoor zorgen dat schadelijke stoffen zoals schoonmaakmiddelen en medicijnen buiten bereik worden bewaard in een afgesloten ruimte om vergiftigingen te voorkomen.
Tijdens de leeftijd van 4 tot 5 jaar blijven kinderen hun fijne motoriek verfijnen en bouwen ze voort op eerdere vaardigheden. Ze kunnen nu bijvoorbeeld zelf hun kleren dicht- en dichtknopen. Hun artistieke vaardigheden verbeteren en ze kunnen eenvoudige stokfiguren tekenen en vormen kopiëren, zoals cirkels, vierkanten en grote letters. Het tekenen van meer complexe vormen kan echter meer tijd in beslag nemen.
De kinderen van 5-7 jaar beginnen de vaardigheden te vertonen die nodig zijn om op school te beginnen of te slagen, zoals het drukken van letters en cijfers en het maken van vormen zoals driehoeken. Ze kunnen verf, potloden en krijtjes beter beheersen. Kinderen kunnen ook andere zelfzorgtaken uitvoeren dan aan- en uitkleden, zoals tanden poetsen en hun haar kammen. Kinderen van deze leeftijd kunnen ook zelfstandig eten zonder direct toezicht of hulp van een volwassene.