Articles

Milieubeleid

Geschiedenis van milieubeleid

Overheidsbeleid gericht op milieubescherming gaat terug tot de oudheid. De vroegste riolen werden aangelegd in Mohenjo-daro (Indus- of Harapan-beschaving) en in Rome (oude Romeinse beschaving), respectievelijk zo’n 4.500 en 2.700 jaar geleden. Andere beschavingen voerden milieuwetten in. De stadsstaten van het oude Griekenland stelden zo’n 2300 jaar geleden wetten op die het kappen van bossen regelden, en de feodale Europese samenlevingen stelden tegen het jaar 1000 jachtreservaten in, die het kappen van wild en hout beperkten tot de adel, zodat overexploitatie effectief werd voorkomen. De stad Parijs ontwikkelde in de 17e eeuw het eerste grootschalige rioleringssysteem van Europa. Toen aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw de gevolgen van de industrialisatie en verstedelijking toenamen en de volksgezondheid bedreigden, ontwikkelden regeringen aanvullende regels en voorschriften voor stedelijke hygiëne, riolering, sanitaire voorzieningen en huisvesting, alsmede de eerste wetten ter bescherming van natuurlijke landschappen en wilde dieren (zoals de oprichting van Yellowstone National Park als ’s werelds eerste nationale park in 1872). Vermogende particulieren en particuliere stichtingen, zoals de Sierra Club (opgericht in 1892) en de National Audubon Society (opgericht in 1905), droegen ook bij aan de inspanningen om natuurlijke hulpbronnen en wilde dieren in stand te houden.

In de jaren vijftig en zestig werden mensen zich bewust van de schadelijke gevolgen van de uitstoot en het gebruik van chemicaliën in de industrie en van pesticiden in de landbouw. Het uitbreken van de Minamata-ziekte in 1956 in Japan, die het gevolg was van kwiklozingen van nabijgelegen chemische bedrijven, en de publicatie van Silent Spring (1962) door de Amerikaanse biologe Rachel Carson, waarin de gevaren van vervuiling werden belicht, leidden tot een groter publiek bewustzijn van milieuvraagstukken en tot gedetailleerde stelsels van regelgeving in veel geïndustrialiseerde landen. In die regelingen verboden regeringen het gebruik van gevaarlijke stoffen of schreven zij maximale emissieniveaus van specifieke stoffen voor om een minimale milieukwaliteit te waarborgen. Dergelijke regelgevingssystemen, zoals de Clean Water en Clean Air Acts in de Verenigde Staten, slaagden erin puntbronnen (d.w.z. elke waarneembare afzonderlijke locatie of apparaat dat vervuiling loost), zoals industriële installaties en nutsbedrijven, effectief aan te pakken, waarbij de oorzaak-en-gevolgrelatie tussen de actoren die het negatieve milieueffect veroorzaakten, duidelijk kon worden vastgesteld.

Gebruik een Britannica Premium-abonnement en krijg toegang tot exclusieve inhoud. Abonneer u nu

Niettemin bleven sommige milieuproblemen bestaan, vaak vanwege de vele non-point (diffuse) bronnen, zoals uitlaatgassen van particuliere auto’s en afspoeling van pesticiden en kunstmest van kleine boerderijen, die bijdroegen aan de lucht- en watervervuiling. Afzonderlijk zijn die kleine bronnen misschien niet schadelijk, maar de accumulatie van hun verontreiniging kan de wettelijke minimumnormen voor milieukwaliteit overschrijden. Ook de toenemende complexiteit van ketens van oorzaak en gevolg heeft bijgedragen tot hardnekkige problemen. In de jaren tachtig toonden de effecten van zure regen aan dat de oorzaken van milieuverontreiniging geografisch konden worden gescheiden van de effecten ervan. Verontreinigingsproblemen van allerlei aard onderstreepten de boodschap dat de natuurlijke hulpbronnen van de aarde werden uitgeput en aangetast.

Vanaf het einde van de jaren tachtig werd duurzame ontwikkeling (d.w.z. het bevorderen van economische groei met behoud van de kwaliteit van het milieu voor toekomstige generaties) een leidend begrip in de beleidsvorming op milieugebied. Nu natuur en natuurlijke hulpbronnen als economische drijfveren worden beschouwd, is milieubeleidsvorming niet langer het exclusieve domein van de overheid. In plaats daarvan namen de particuliere industrie en niet-gouvernementele organisaties een grotere verantwoordelijkheid voor het milieu op zich. Het concept benadrukte ook dat individuele mensen en hun gemeenschappen een sleutelrol spelen bij de effectieve uitvoering van het beleid.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *