Nieuwe wijn in oude wijnvaten
De twee gelijkenissen hebben betrekking op de relatie tussen Jezus’ leer en het traditionele jodendom. Volgens sommige uitleggers zet Jezus hier “zijn eigen, nieuwe weg af tegen de oude weg van de Farizeeën en hun schriftgeleerden”. In het begin van de tweede eeuw gebruikte Marcion, de stichter van het Marcionisme, de passage om een “totale scheiding te rechtvaardigen tussen de religie die Jezus en Paulus aanhingen en die van de Hebreeuwse Schriften.”
Andere uitleggers zien Lucas als iemand die het christendom wortelt in de Joodse oudheid, hoewel “Jezus iets nieuws heeft gebracht, en de rituelen en tradities van het officiële Jodendom dit niet kunnen bevatten.”
In zijn commentaar op Matteüs, Marcus en Lucas stelt Johannes Calvijn dat de oude wijnvaten en het oude kleed Jezus’ discipelen voorstellen, en de nieuwe wijn en het ongekuiste kleed de praktijk van het tweemaal per week vasten. Dit vasten zou voor de nieuwe discipelen een zware last zijn, en meer dan zij konden dragen.
Gebaseerd op parallelle rabbijnse uitspraken in Pirkei Avot, ziet één uitlegger de gelijkenis als het uitbeelden van de moeilijkheid van het onderwijzen van discipelen die al eerder hadden geleerd, vergeleken met het onderwijzen van nieuwe, ongeschoolde discipelen.
De metaforen in de twee gelijkenissen zijn ontleend aan de hedendaagse cultuur. Nieuwe stof was nog niet gekrompen, zodat het gebruik van nieuwe stof om oudere kleding te lappen zou resulteren in een scheur als het begon te krimpen. Op dezelfde manier waren oude wijnvellen “tot het uiterste uitgerekt” of broos geworden doordat de wijn erin was gegist; ze opnieuw gebruiken zou dus het risico met zich meebrengen dat ze zouden barsten.