10 John Donne gedichten die iedereen zou moeten lezen
Selected by Dr Oliver Tearle
John Donne’s poëzie is een merkwaardige mix van tegenstrijdigheden. Ze is tegelijk spiritueel en metafysisch, maar ook diep verankerd in de lichamelijkheid: liefde als een fysieke, lichamelijke ervaring, maar ook als een spirituele hoogtepunt. Zijn stijl is vaak verbazingwekkend eenvoudig (‘In godsnaam, hou je mond’, begint een van de gedichten op deze lijst), maar zijn beeldspraak is vaak complex, zijn gebruik van uitgebreide metaforen vereist enige zorgvuldige uitpak. Hier hebben we het complete poëtische werk van John Donne samengevat in tien van zijn bekendste en meest gevierde gedichten. Wat is uw favoriete gedicht van John Donne? En kunt u één klassiek Donne-gedicht kiezen?
‘The Flea’.
Merk slechts deze vlo, en merk in deze,
Hoe weinig datgene is wat gij mij ontzegt;
Hij zoogt eerst mij, en zuigt nu u,
En in deze vlo zijn onze twee bloedstrengen vermengd;
Gij weet dat dit niet kan worden gezegd
Een zonde, noch schande, noch verlies van maagdelijkheid,
Maar dit geniet voordat het woo,
En verwend zwelt met één bloed gemaakt van twee,
En dit, helaas, is meer dan wij zouden doen…
Geen lijst van Donne’s beste gedichten zou compleet zijn zonder dit gedicht. Zoals veel grote metafysische gedichten gebruikt ‘De vlo’ een interessant en ongebruikelijk concept om een betoog te houden – in dit geval over de aard van de lichamelijke liefde. Net als Andrew Marvell’s ‘To His Coy Mistress’ (Marvell is een andere grote metafysische dichter), is ‘The Flea’ in wezen een verleidingslyriek. Aangezien deze vlo bloed heeft gezogen van zowel mij als jou, zegt de dichter tegen zijn toekomstige minnares, is ons bloed al vermengd in het lichaam van de vlo; dus waarom zouden we onze lichamen (en hun vloeistoffen) niet vermengen in de geslachtsgemeenschap? Natuurlijk is deze nogal grove parafrase een wereld verwijderd van de elegantie en metaforische originaliteit van Donne’s gedicht…
‘The Good-Morrow’.
I wonder, by my troth, what thou and I
Did, until we loved? Waren wij tot dan toe niet gespeend?
Maar kinderlijk gezogen op plattelandsgenoegens?
Of snoven wij in het hol van de Zeven Slapers?
‘Dat was zo; maar dit, alle genoegens fantasieën zijn.
Als ik ooit enige schoonheid zag,
die ik begeerde, en kreeg, dan was het slechts een droom van jou …
Dit gedicht viert het gevoel van nieuwheid dat de liefde kan brengen: het gevoel dat je leven pas echt begonnen is als je de persoon ontmoet van wie je houdt. De openingsregels zijn daar duidelijk over: ‘Ik vraag me af, bij mijn troth, wat gij en ik / deden, totdat we liefhadden? Let ook op de geniepige woordspeling op een bepaald vierletterwoord in de derde regel, waarin wordt verwezen naar ‘landgenoegens’.
Heilig sonnet: ‘Dood, wees niet trots’.
Dood, wees niet trots, al hebben sommigen u machtig en gevreesd genoemd, want gij zijt niet zo,
Voor degenen die gij denkt te overwinnen, sterf niet, arme dood, noch kunt gij mij doden …
Net zoals Donne’s liefdesgedichten vol religieuze beeldspraak staan, zo zijn zijn heilige sonnetten intens romantisch, zelfs erotisch. In dit gedicht, een van zijn meest gevierde heilige gedichten, wordt de dood verpersoonlijkt als een mannelijke opschepper, als een soldaat die opschept over alle mannen die hij heeft gedood. Er is ook een suggestie van een mannelijke minnaar die opschept over al zijn veroveringen tussen de lakens: Donne hield van de dubbele betekenis van ‘sterven’ als zowel ‘verstrijken’ als ‘orgasme’, en het idee dat ‘those, who thou think’st, thou dost overthrowst, / Die not’ verbergt de suggestie dat ‘you may think all those women you conquer are overcome with pleasure, but they’re faking it’.
‘De heiligverklaring’. Een van Donne’s beroemdste gedichten, ‘De heiligverklaring’, is een liefdesgedicht, maar zoals veel van Donne’s gedichten versmelt hij seksuele of romantische liefde met religieuze motieven en beeldspraak. Iemand heilig verklaren is immers iemand tot heilige verklaren. Liefde wordt inderdaad een soort religie op zich – een geheiligd iets. Het begint:
Voor God houd je mond, en laat me liefhebben,
Of berisp mijn verlamming, of mijn jicht,
Mijn vijf grijze haren, of mijn geruïneerd fortuin,
Met rijkdom je staat, je geest met kunsten verbeteren,
Geef je een baan, krijg je een plaats,
Overzie zijn eer, of zijn gratie,
Of de koning’s echt, of zijn gestempeld gezicht
Stemplate; wat u wilt, goedkeuren,
Zo zult u mij laten liefhebben…
‘A Valediction: Verbannen van rouw’.
Zoals deugdzame mannen mild heengaan,
En hun zielen toefluisteren te gaan,
Terwijl sommige van hun droevige vrienden zeggen
De adem gaat nu, en sommige zeggen, Nee:
Zo laat ons smelten, en geen lawaai maken,
Geen tranenvloed, noch zucht-tempo’s bewegen;
’t Zou ontheiliging van onze vreugden zijn
Om de leken onze liefde te vertellen …
Zoals de titel van dit gedicht suggereert, is het een afscheidsgedicht, geschreven door Donne voor zijn vrouw Anne in 1611-12 voordat hij Engeland verliet om op missie te gaan naar Europa. Gebruikmakend van metaforen van kompas -punten en alchemistische processen om de relatie tussen man en vrouw te beschrijven, is ‘A Valediction’ een van de mooiste voorbeelden van metafysische poëzie.
‘De zon komt op’.
Drukke oude dwaas, weerbarstige zon,
Waarom roept gij ons zo,
Door ramen en door gordijnen?
Moet de seizoenen van uw geliefden naar uw bewegingen lopen?
Saucy pedantic wretch, go chide
Late school boys and sour prentices,
Go tell court huntsmen that the king will ride,
Call country ants to harvest offices,
Love, all alike, no season knows nor clime,
Nor hours, days, months, which are the rags of time …
Dit is hoe een van Donne’s meest gevierde gedichten begint. En het is glorieus openhartig – het begint met Donne die de zon straft omdat die door de gordijnen gluurt en hem en zijn geliefde wakker maakt als ze ’s morgens samen in bed liggen. Donne’s metaforen zijn slim: kijk hoe hij het idee van verblind worden door naar de zon te staren omdraait en zegt dat de zon zelf wel verblind kan worden door naar de ogen van zijn geliefde te kijken – zo oogverblindend en mooi zijn ze. Het is natuurlijk onmogelijk om verblind te worden door schoonheid, maar door de spitsvondigheid van de gedachte wordt het een clichématige liefdesverklaring (‘Ik ben verblind door jouw schoonheid’) die meer indruk maakt, omdat, zoals T.S. Eliot opmerkte, gedachte en gevoel in Donne’s poëzie verenigd waren.
Heilig sonnet: ‘Batter my heart, three-person’d God’.
Bekracht mijn hart, drie-persoons God, voor U
Zoals ik nog slechts klop, adem, schijn, en tracht te herstellen;
Dat ik mag opstaan en staan, mij omverwerp, en buig
Uw kracht om te breken, te blazen, te branden, en mij nieuw te maken …
Dit is een opmerkelijk sonnet omdat, hoewel het geschreven is na Donne’s bevestiging als priester in de Church of England, het wemelt van dezelfde erotische taal die we vinden in zijn eerdere ‘liefdessonnetten’. Dit is het aspect van Donne dat een dichter van 250 jaar later, de Victoriaanse religieuze dichter Gerard Manley Hopkins, die zich vaak tot God richt op dezelfde ademloze, opgewonden manier als in dit sonnet, voorafgaat (en mogelijk beïnvloed heeft). (Hopkins gaf ook de voorkeur aan de sonnetvorm, zoals blijkt uit zijn beroemdste gedicht, ‘The Windhover’, en uit veel van zijn andere meest geliefde gedichten). Donne’s sonnet eindigt ook met een zeer gewaagde verklaring van verlangen dat God hem zou ‘verrukken’ – net zoals hij in zijn veel vrijzinniger jeugd had verlangd dat de vrouwen in zijn leven hem zouden verrukken.
Zang: ‘Ga en vang een vallende ster’.
Ga en vang een vallende ster,
Geef met kind een mandragora wortel,
Vertel me waar alle voorbije jaren zijn,
Of wie de voet van de duivel heeft gekloofd,
Leer me zeemeerminnen horen zingen,
Of de steek van jaloezie af te weren,
En te vinden
Welke wind
Het eerlijke verstand vooruithelpt …
Dit is een van Donne’s meest cynische gedichten: de spreker van het gedicht betoogt dat het vinden van een vrouw die trouw zal blijven net zo onmogelijk is als het vangen van een vallende ster uit de hemel. De verwijzing naar ‘zingende zeemeerminnen’ kan T.S. Eliot’s regel uit ‘The Love Song of J. Alfred Prufrock’ hebben geïnspireerd, over het horen zingen van de zeemeerminnen, ieder voor zich. U kunt Richard Burton het gedicht hier horen voorlezen.
‘To His Mistress Going to Bed’.
Kom, mevrouw, kom, alle rust tarten mijn krachten,
Totdat ik arbeid, lig ik in arbeid.
De vijand heeft vaak de vijand in zicht,
wordt getiranniseerd van staan, hoewel hij nooit vecht.
Weg met die gordel, als hemels Zone glinsterend,
Maar een veel eerlijker wereld omvattend…
Ook ‘Elegie XIX’ getiteld, is ‘Aan zijn mistris die naar bed gaat’ (zoals het oorspronkelijk werd gespeld) een verleidingsgedicht, waarin een naakte Donne zijn minnares verbaal uitkleedt, een kledingstuk tegelijk. Donne’s gedicht maakt het gebruikelijke idee van hoofse liefde ongedaan, of ontwikkelt het op zijn minst, door de confrontatie aan te gaan met het feit dat de hoofse liefdesdichter, door de mooie vrouw te prijzen, uiteindelijk met haar naar bed wil (hoewel hij vaak de kans niet kan krijgen en ook nooit zal krijgen). Donne’s gedicht betoogt dat de onbereikbare vrouw niet onbereikbaar hoeft te zijn: al dat gevlei over haar uiterlijk en schoonheid is omdat de dichter echt met haar naar bed wil. Dus, concludeert Donne, waarom doen we het niet gewoon? Hij introduceert ook kort het idee van het Neoplatonisme (dat ook elders in zijn poëzie voorkomt), en maakt het ongedaan: namelijk dat het lichaam moet worden achtergelaten om de ziel te kunnen beminnen.
‘De Extase’. Dit liefdesgedicht zet het idee van ‘zuiverheid’ op zijn kop, door te stellen dat een werkelijk zuivere liefde alleen kan berusten op lichamelijke vereniging. Lichaam en ziel moeten niet worden gezien als afzonderlijke entiteiten, maar als twee elkaar aanvullende elementen, die beide essentieel zijn om ware liefde mogelijk te maken. Het begint:
Waar, als een kussen op een bed
Een zwangere bank zwol op om te rusten
Het liggende hoofd van het viooltje,
Zaten wij twee, elkanders beste;
Onze handen waren stevig gekit
Met een snelle balsem, die daar ontsprong;
Our eye-beams twisted, and did thread
Our eyes on one double string …
De best betaalbare editie van Donne’s poëzie is John Donne – The Major Works (Oxford World’s Classics). Het komt met zeer nuttige annotaties en een informatieve inleiding.
Als je genoten hebt van deze selectie van Donne’s mooiste gedichten, bekijk dan onze 10 klassieke sonnetten waarvan we vinden dat elke poëzieliefhebber ze moet lezen en onze analyse van Ben Jonson’s elegie ‘On My First Sonne’. Als toneel je ding is, hebben we een lijst samengesteld van Shakespeare’s tien beste toneelstukken. Voor meer poëzie, kijk eens naar onze selectie van Robert Burns’ grootste gedichten.
De auteur van dit artikel, Dr Oliver Tearle, is literatuurcriticus en docent Engels aan de Loughborough University. Hij is de auteur van, onder andere, The Secret Library: A Book-Lovers’ Journey Through Curiosities of History en The Great War, The Waste Land and the Modernist Long Poem.
Afbeelding (boven): John Donne, publiek domein.