Articles

9. Nederland/Nederlands-Indië (1927-1949)

Pre-crisisfase (4 juli 1927- 16 augustus 1945): Achmed Soekarno richtte op 4 juli 1927 de Indonesische Nationale Partij (Partai Nasional Indonesia – PNI) op.

Crisisfase (17 augustus 1945- 12 oktober 1945): Achmed Soekarno en Mohammed Hatta riepen de onafhankelijkheid van Nederlands-Indië uit en stichtten op 17 augustus 1945 de Republiek Indonesië. Het Zuidoost-Aziëcommando (SEAC) geeft op 29 september 1945 opdracht tot de inzet van 1000 Britse troepen om de orde op het eiland Java te handhaven. Op 1 oktober 1945 kondigt de Nederlandse regering aan dat zij niet met Achmed Soekarno zal onderhandelen over de onafhankelijkheid van Indonesië. Op 2 oktober 1945 werden Nederlandse regeringstroepen in de gebieden ingezet. De Nederlandse regering bood de Indonesische nationalisten op 12 oktober 1945 autonomie aan.

Conflictfase (13 oktober 1945 – 14 oktober 1946): Het Indonesische Volksleger, geleid door Achmed Soekarno en Mohammed Hatta, verklaarde op 13 oktober 1945 de oorlog aan de Britse en Nederlandse regeringstroepen die het land bezetten. Britse troepen en Indonesische nationalisten raakten van 10 november 1945 tot 16 februari 1946 slaags op Java en Sumatra, waarbij 263 Britse soldaten om het leven kwamen. Indonesische nationalisten wijzen op 6 november 1945 het autonomievoorstel van de Nederlandse regering af. De Liga van Arabische Staten (LAS) sprak op 6 april 1946 zijn steun uit voor de Indonesische onafhankelijkheid. De partijen kwamen op 14 oktober 1946 een opschorting van de militaire vijandelijkheden overeen. Ongeveer 10.000 mensen, waaronder 600 Britse soldaten, werden gedood, en ongeveer 215.000 mensen raakten ontheemd tijdens het conflict.

Post-Conflict Fase (15 oktober 1946-december 29, 1946): Lord Killearn van Groot-Brittannië vergemakkelijkte de onderhandelingen tussen vertegenwoordigers van de Nederlandse en Indonesische nationalisten, en de partijen bereikten op 15 november 1946 een voorlopig akkoord over de Overeenkomst van Linggadjati. De Britse troepen voltooiden hun terugtrekking uit Nederlands-Indië op 29 november 1946.

Conflictfase (30 december 1946-maart 25 maart 1947): Op 30 december 1946 hervatten Nederlandse regeringstroepen de militaire vijandelijkheden tegen Indonesische nationalisten in het noordoosten van Sumatra. Nederlandse en Indonesische nationalistische vertegenwoordigers ondertekenden op 25 maart 1947 in Batavia (Jakarta) de Overeenkomst van Linggadjati, die voorzag in het staken van de militaire vijandelijkheden en de oprichting van de Verenigde Staten van Indonesië, bestaande uit de Republiek Indonesië (Java, Madoera, Sumatra) en Borneo. Tijdens het conflict kwamen ongeveer 5.000 mensen om het leven.

Post-Conflict Fase (26 maart 1947 – 19 juli 1947): De Nederlandse regering erkende West-Borneo als een autonome staat binnen de Verenigde Staten van Indonesië op 1 mei 1947. De Nederlandse regering legde op 27 mei 1947 vijf voorstellen betreffende de uitvoering van de Overeenkomst van Linggadjati aan Indonesische vertegenwoordigers voor, maar de voorstellen werden op 8 juni 1947 door de Indonesiërs verworpen. De Amerikaanse regering drong er bij de Indonesische interim-regering op aan de voorstellen van de Nederlandse regering te aanvaarden, en bood de Indonesische interim-regering op 27 juni 1947 economische bijstand aan. De Indonesiërs aanvaardden de meeste Nederlandse voorstellen op 8 juli 1947, maar de Nederlandse regering eiste dat de Indonesische regering op 9 juli 1947 een staakt-het-vuren zou afkondigen. De Indonesische regering wees deze eis op 16 juli 1947 af. De Nederlandse regering beëindigde de onderhandelingen met de Indonesiërs op 19 juli 1947.

Conflictfase (20 juli 1947 – 17 januari 1948): Op 20 juli 1947 hervatten Nederlandse regeringstroepen de militaire vijandelijkheden tegen Indonesische nationalisten op Midden-Java en Sumatra. De Britse regering bood op 21 juli 1947 aan om te bemiddelen bij de onderhandelingen tussen de partijen, maar het bemiddelingsaanbod werd door Nederland afgewezen. De Indonesische regering deed op 22 juli 1947 een beroep op bijstand. De regeringen van India en Australië legden de zaak op 30 juli 1947 voor aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties (VN), Trygve Lie, en de VN-Veiligheidsraad. De VN-Veiligheidsraad riep op tot een staakt-het-vuren en vreedzame onderhandelingen op 1 augustus 1947. De regering van de VS bood aan de onderhandelingen tussen Nederlandse en Indonesische vertegenwoordigers op 1 augustus 1947 te vergemakkelijken. De partijen staakten de militaire vijandelijkheden op 4-5 augustus 1947, maar de militaire vijandelijkheden gingen door ondanks de staakt-het-vuren-bevelen. Tussen 20 juli en 20 augustus 1947 werden ongeveer 130 Nederlandse regeringssoldaten en 1.000 Indonesiërs gedood. Op 25 augustus 1947 stelde de VN-Veiligheidsraad een Commissie van Goede Diensten (GOC) in, bestaande uit vertegenwoordigers van Australië, België en de VS, om de onderhandelingen tussen Nederlandse en Indonesische vertegenwoordigers te vergemakkelijken. De Consulaire Commissie van de VN, die bestond uit de consuls van Australië, België, China, Frankrijk en de VS in Batavia, stelde op 1 september 1947 een militaire waarnemingsmissie in Indonesië in. De militaire waarnemingsmissie van de VN bestond uit 55 militaire waarnemers uit Australië (15 personeelsleden), België (4 personeelsleden), de V.S. (15 personeelsleden), China (5 personeelsleden), Frankrijk (6 personeelsleden) en Groot-Brittannië (10 personeelsleden). De VN-Veiligheidsraad riep op tot een staakt-het-vuren op 1 november 1947. De commissie van goede diensten van de VN vergemakkelijkte de ondertekening van het Akkoord van Renville door Nederland en de Indonesische nationalisten op 17 januari 1948, dat voorzag in een staking van de militaire vijandelijkheden. Ongeveer 2.000 mensen werden gedood tijdens het conflict.

Post-Conflict Fase (18 januari 1948-december 17, 1948):

Conflict Fase (18 december 1948-augustus 10, 1949): Nederlandse regeringstroepen hervatten de militaire vijandelijkheden tegen Indonesische nationalisten op 18-19 december 1948. De Amerikaanse regering schort de economische hulp aan Nederlands-Indië op. De Liga van Arabische Staten (LAS) eiste op 22 december 1948 dat Nederland de militaire vijandelijkheden tegen de Indonesiërs zou staken. De VN-Veiligheidsraad deed op 24 december 1948 een beroep op Nederland voor een staakt-het-vuren, maar Nederland negeerde het beroep op het staakt-het-vuren. Op 25 december 1948 kregen Nederlandse troepen het eiland Java in handen. De VN-Veiligheidsraad ontbond op 28 januari 1949 de VN-Commissie van Goede Diensten (GOC) en richtte de Commissie van de Verenigde Naties voor Indonesië (UNCI) op om te bemiddelen bij de onderhandelingen tussen Nederlandse en Indonesische vertegenwoordigers (de UNCI kreeg de controle over de militaire waarnemingsmissie van de VN in Indonesië). De UNCI, die bestond uit vertegenwoordigers van Australië, België en de VS, bemiddelde in Batavia van 14 april tot 1 augustus 1949, en de partijen kwamen een staakt-het-vuren overeen dat op 10 augustus 1949 van kracht werd. Ongeveer 300 Nederlandse regeringssoldaten en 3.000 Indonesiërs kwamen tijdens het conflict om het leven.

Post-Conflict Fase (11 augustus 1949-December 27, 1949): De Commissie van de Verenigde Naties voor Indonesië (UNCI) bemiddelde van 23 augustus tot 2 november 1949 in Den Haag, Nederland. Nederlandse en Indonesische vertegenwoordigers ondertekenen op 2 november 1949 een overeenkomst, die voorziet in onafhankelijkheid voor Indonesië. Indonesië werd op 27 december 1949 formeel onafhankelijk van Nederland als de Verenigde Staten van Indonesië. Ongeveer 63 militaire waarnemers van de VN hielden tot 3 april 1951 toezicht op de demobilisatie van de Nederlandse regeringstroepen uit de regio. De UNCI werd ontbonden op 3 april 1951.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *