Geschiedenis
Tot de tijd van Lodewijk XIV bestond de stad Versailles slechts uit enkele huizen ten zuiden van de huidige Place d’Armes. De heren van het hof kregen echter land in bezit en er verrezen nieuwe gebouwen, vooral in de noordelijke wijk. Het paleis van Versailles werd in 1682 uitgeroepen tot officiële koninklijke residentie en op 6 mei 1682 tot officiële residentie van het hof van Frankrijk, maar het werd na de dood van Lodewijk XIV in 1715 verlaten. In 1722 kreeg het echter zijn status als koninklijke residentie terug. Tijdens de regeerperiodes van Lodewijk XV (1715-74) en Lodewijk XVI (1774-92) werden verdere uitbreidingen aangebracht. Na de Franse Revolutie werd het complex bijna verwoest.
Met uitzondering van verbeteringen aan de Trianons, verwaarloosde Napoleon Versailles grotendeels, en Lodewijk XVIII en Karel X hielden het slechts in stand. Louis-Philippe voerde echter grote veranderingen door, deels met hulp van mecenassen in de Verenigde Staten. Misschien wel zijn belangrijkste bijdrage aan het paleis was de oprichting van het Museum van de Franse Geschiedenis, dat werd gewijd “aan alle glorie van Frankrijk” tijdens een inwijding op 10 juni 1837, die de eerste viering in Versailles sinds de Revolutie betekende. Hoewel veel van de 6.000 schilderijen en 3.000 beeldhouwwerken in het bezit van het museum niet toegankelijk zijn voor het publiek, is een deel van deze bezittingen in het hele paleis te bezichtigen. In 1870 en 1871 was Versailles bezet als hoofdkwartier van het Duitse leger dat Parijs belegerde, en Willem I van Pruisen werd op 18 januari 1871 tot Duitse keizer gekroond in de Spiegelzaal.
Na de vrede met Duitsland en terwijl de Commune triomfeerde in Parijs, was Versailles de zetel van de Franse Nationale Vergadering. Tot 1879 zetelden hier de twee kamers van het parlement, en in die periode was Versailles de officiële hoofdstad van Frankrijk. Na de Eerste Wereldoorlog werd het verdrag tussen de geallieerden en Duitsland op 28 juni 1919 in de Spiegelzaal ondertekend. Het Verdrag van Trianon, dat een einde maakte aan de oorlog tussen de Geallieerden en Hongarije, werd gesloten op 4 juni 1920 in de Cotelle Galerij in het Grand Trianon. Na de Tweede Wereldoorlog werd het paleis af en toe gebruikt voor plenaire congressen van het Franse parlement of als onderkomen voor bezoekende staatshoofden, maar het belangrijkste nut lag in het toerisme.
UNESCO wees het paleis en de tuinen in 1979 aan als Werelderfgoed. Na een verwoestende winterstorm in 1989, die meer dan 1000 bomen op het paleisterrein verwoestte, begon de Franse regering met een grootscheeps herstel- en renovatieproject. Een hevige windstorm in 1999 veroorzaakte het verlies van ongeveer 10.000 bomen, waaronder verschillende die door Marie-Antoinette en Napoleon waren geplant. Ook het kasteel werd beschadigd. In 2003 werd een ambitieus restauratie- en renovatieprogramma gelanceerd onder de naam “Grand Versailles”. Met een 17-jarig tijdschema en een budget van meer dan 500 miljoen euro, werd het plan aangekondigd als de meest significante uitbreiding van de paleisfaciliteiten sinds het bewind van Louis-Philippe.
De redactie van Encyclopaedia Britannica