isotopen en atoomsymbolen
|
Atoomsymbolen:
Het atoom van elk element is opgebouwd uit elektronen, protonen en neutronen. Alle atomen van hetzelfde neutrale element hebben hetzelfde aantal protonen en elektronen, maar het aantal neutronen kan verschillen. Atomen van hetzelfde element maar met verschillende neutronen worden isotopen genoemd. Door deze isotopen wordt het noodzakelijk een notatie te ontwikkelen om de ene isotoop van de andere te onderscheiden – het atoomsymbool. Het atoomsymbool bestaat uit drie delen:
Voorbeeld 1:
Bedenk twee isotopen van gallium, de een met 37 neutronen en de ander met 39 neutronen. Schrijf de atoomsymbolen op voor elke isotoop. Oplossing:
Voorbeeld 2:
Hoeveel neutronen heeft de isotoop van koper met massagetal Z = 65? Oplossing: Uit het periodiek systeem zien we dat koper een atoomnummer van 29 heeft. Omdat Z het aantal protonen plus het aantal neutronen is, is het aantal neutronen = 65 – 29 = 36