Kettle

Kettle, ook wel Kettle Hole genoemd, in de geologie, depressie in een glaciale outwash drift, ontstaan door het smelten van een losgekomen massa gletsjerijs die geheel of gedeeltelijk bedolven is geraakt. Het voorkomen van deze gestrande ijsmassa’s wordt verondersteld het resultaat te zijn van de geleidelijke accumulatie van outwash boven op het onregelmatige gletsjeruiteinde. Ketels kunnen in grootte variëren van 5 m tot 13 km in diameter en tot 45 m in diepte. Wanneer ze gevuld zijn met water worden ze ketelmeren genoemd. De meeste ketels zijn rond van vorm omdat smeltende ijsblokken de neiging hebben rond te worden; vervormde of vertakkende depressies kunnen het gevolg zijn van zeer onregelmatige ijsmassa’s.

Twee soorten ketels worden herkend: een depressie die wordt gevormd uit een gedeeltelijk begraven ijsmassa door het schuiven van niet-ondersteund sediment in de ruimte die het ijs heeft achtergelaten en een depressie die wordt gevormd uit een volledig begraven ijsmassa door het instorten van het bovenliggende sediment. In beide gevallen kunnen kleine ketels ontstaan uit ijsblokken die niet zijn achtergelaten toen de gletsjer zich terugtrok, maar die later op hun plaats zijn gedreven door ondiepe smeltwaterstromen. Ketels kunnen afzonderlijk of in groepen voorkomen; wanneer grote aantallen bij elkaar worden aangetroffen, ziet het terrein eruit als heuvels en bekkens en wordt het ketel- en kame-topografie genoemd.