Libel
OgenblikEdit
Libelachtigen hebben een geweldig gezichtsvermogen. Hun samengestelde ogen zijn erg groot en hebben tot wel 50.000 afzonderlijke lenzen. Hun ogen wikkelen zich om de bovenkant van hun kop. Daardoor hebben ze een breed gezichtsveld: ze kunnen bijna overal tegelijk zien. Zicht is verreweg hun belangrijkste zintuig, dat ze gebruiken om vliegen te vangen en vogels te ontwijken.
Vlucht
In vlucht kan de volwassen libel zich in zes richtingen voortbewegen; opwaarts, neerwaarts, voorwaarts, achterwaarts, en zijwaarts. Ze kunnen ook vrij goed in de lucht zweven, en dan opstijgen met snelheden tot 56 km/u. Wetenschappers ontdekten dat libellen elk van hun vier vleugels onafhankelijk van elkaar kunnen bewegen, waardoor ze hun vliegkunsten ontplooien. Libellen buigen en draaien hun vleugels om kleine wervelwinden te veroorzaken die de lucht nog sneller over het bovenste deel van het vleugelprofiel bewegen, waardoor de luchtdruk nog meer wordt verlaagd dan de meeste vliegende dieren kunnen. Dit geeft ze veel lift, zelfs bij krachtige winden.
De vliegstijl van de verschillende libellenfamilies is een van hun onderscheidende kenmerken. Het geeft aanleiding tot een aantal termen die veel gebruikt worden door libellenwaarnemers:
Hawkers (familie Aeshnidae). Zij behoren tot de grootste en snelst vliegende libellen. De volwassen libellen leven meestal in de lucht, en paren zelfs tijdens de vlucht. Ze hebben grote en krachtige vleugels, en kunnen voor- of achteruit vliegen of zweven als een helikopter. De vleugels zijn altijd horizontaal uitgeslagen.
Skimmers of baarzen behoren tot de zeer grote familie Libellulidae. Er zijn verschillende vliegstijlen onder de geslachten. Het geslacht Sympetrum leeft op het noordelijk halfrond en telt 50 soorten. Hij broedt in vijvers en zoekt boven weilanden. Er zijn nog minstens 100 andere geslachten.
Kruisvogels (familie Macromiidae). Ze vliegen meestal over watermassa’s (en wegen) recht in het midden. Ze hebben groene ogen die elkaar nog net raken aan de bovenkant van de kop. De vrouwtjes van deze familie hebben geen legboor aan het eind van het achterlijf en leggen hun eieren door het achterlijf in het water te dompelen als ze overvliegen.
ThermoregulatieEdit
Sommige libellen passen hun rustpositie aan om oververhitting te voorkomen. Ze kunnen een handstand-achtige houding aannemen om oververhitting op zonnige dagen te voorkomen. Het achterlijf wordt opgeheven tot de punt naar de zon wijst, waardoor het oppervlak dat aan de warmte wordt blootgesteld zo klein mogelijk is. Deze houding wordt de obeliskhouding genoemd. De soorten die deze houding aannemen worden “perchers” genoemd; het zijn “zitten en wachten” roofdieren die veel van hun tijd stil doorbrengen.