Medische TERMINOLOGIE – A t/m Z
Woordbouw en medische termen beginnend met de letter A
Abdomen/Abdominaal
De buik, of het gebied van het lichaam van een gewerveld dier tussen de borstkas en het bekken. In de menselijke anatomie is de buikholte (Abdominaal = -abdomen/o = buik + -al = van de buik) de grootste holte en bevat zij de lever, de galblaas, de milt, de maag, de alvleesklier, de darmen en de nieren.
- Binnenkwadranten:
Anatomisch gezien is de buik in vier kwadranten verdeeld om te helpen bij het lokaliseren, identificeren en diagnosticeren van buikpijn of -ongemakken. De abdominale kwadranten – linker bovenkwadrant (LUQ), linker onderkwadrant (LLQ), rechter bovenkwadrant (RUQ) en rechter onderkwadrant (RLQ) – worden gevormd door een denkbeeldig horizontaal (transumbilicaal) vlak, en een mediaan (mid-sagittaal) vlak.
- Buikale gebieden
De negen abdominale gebieden verdelen de buik in negen kleinere secties.
- Hypochondriale gebieden (links en rechts): “Hypo” = onder; “chondriac” = kraakbeen. Dit is het abdominale gebied onder de ribben. Omvat de galblaas en de rechterkwab van de lever
- Lumbale regio’s (links en rechts): “Lumbaal” = wervels in de onderrug. Delen van de dunne en dikke darm en een deel van de dikke darm zijn inbegrepen.
- Inguinale (Iliac) Regio (Links en Rechts): Onder de lendenstreek of de bovenkant van het heupbeen. De dunne darm, de blindedarm en delen van de dikke darm worden hier gezien.
- Epigastrische regio: “Epi” = boven; “gastric” = maag. Gelegen tussen de linker en rechter hypochondriacale regio, is dit het gebied boven en boven de buik. Delen van de rechter- en de linkerkwab van de lever en een groot deel van de maag vallen onder de epigastrische regio.
- Umbilicale regio: Tussen de rechter en linker lendenstreek en direct onder de epigastrische regio. Bevat de navel, ook wel de umbilicus genoemd.
- Hypogastrische regio: “Hypo” = onder. Het gebied onder de maag of de navelstreek. Omvat de urineblaas, delen van de dunne darm en de blindedarm.
- Echografie van de buik
Gebruikt geluidsgolven met een hoge frequentie om de inwendige organen in de buik zichtbaar te maken. De lever, galblaas, galwegen, alvleesklier, nieren, blaas en urineleiders, bijvoorbeeld. Dit veilige, niet-invasieve onderzoek wordt gebruikt om problemen in de buik te diagnosticeren, zoals pijn, blindedarmontsteking, nierstenen of een aneurysma van de abdominale aorta.
- Abdominocentese
“abdomin/o = buik; -centese = chirurgische punctie”
Ook wel paracentese genoemd, hierbij wordt overtollig vocht uit de buik verwijderd met behulp van een naald. Het buikvocht kan zich ophopen in verband met leverziekte, hartfalen, traumatisch letsel, tumoren, gescheurde darmen of blaas.
Akoestisch
acous/o = auditief of auditief; -tic = betrekking hebbend op
De term akoestisch betekent “te maken hebbend met of betrekking hebbend op geluid of gehoor”.
Akoestisch trauma – Schade of letsel aan het binnenoor veroorzaakt door blootstelling aan een geluid met een hoog decibelgehalte. Na verloop van tijd leidt dit tot gehoorverlies.
Acantho
Het uit het Grieks geleende voorvoegsel betekent “doornachtige” eigenschappen, of “stekelharig”.
Acanthocephala (“acantha= stekel, doorn of stekel; -cepahal/o = hoofd”) – een phylum van wormen met stekelharige koppen, waaronder Acanthocephalus. Het zijn darmparasieten die bij gewervelde dieren voorkomen.
Acanthocyte (“acantha/o = stekel; -cyte=vat of holte) – abnormale rode bloedcellen met het gepunte celoppervlak.
Acanthosis Nigricans – een huidziekte met moedervlekachtige vlekken.
Acr/o
Een combinatievorm of voorvoegsel met de betekenis “extremiteiten”, “top” en “hoogte”.
Acrochordon – Ook wel huidtag of fibroepitheliale poliep genoemd, het is een goedaardig, cutaan gezwel. Komt meestal voor in de hals, liezen, oogleden en inframammaire regio’s.
Acrodermatitis (Acr/o = extremiteiten; dermat = betrekking hebbend op de huid; -itis = ontsteking). Kortom, het is een huidaandoening die meestal de ledematen treft.
Acromegalie (acr/o = extremiteiten; -megalie = vergroot) – Een zeldzame, langzaam progressieve hormonale aandoening die optreedt wanneer de hypofyse overproduceert groeihormoon (GH). Het meest voorkomende symptoom is de vergroting van de ledematen, het gezicht en/of de kaak.
Acromion – Een benig uitsteeksel aan het bovenste uiteinde van het schouderblad. Het vormt het hoogste punt van de schouder, waaraan het sleutelbeen is bevestigd.
Acroartritis – Ontsteking van handen en voeten
Acroasfyxie – een ziekte die wordt gekenmerkt door een gecompromitteerde doorbloeding van de extremiteiten
Acrofobie – Intense hoogtevrees
Adenoïden
De rechthoekige massa van lymfoïde weefsels achter de neusholte, boven het dak van de mond. Ook bekend als de faryngeale tonsil of nasofaryngeale tonsil. Ze maken deel uit van het immuunsysteem, dat infecties helpt bestrijden en het lichaam beschermt tegen ziekteverwekkers.
Adenoidectomie – het operatief verwijderen van de adenoïden.
Adenoïditis – Ook wel vergrote amandelen genoemd, het is de ontsteking van de adenoïden, vaak door een bacteriële of virale infectie.
Adrenaal
Van of betrekking hebbend op bijnieren en hun afscheidingen. Ook wel de suprarenale klieren genoemd, dit zijn driehoekige klieren van een centimeter of twee lang die zich aan het voorste uiteinde van elke nier bevinden. Elke bijnier bestaat uit twee afzonderlijke delen: de buitenste bijnierschors en het binnenste bijniermerg. Zowel de bijnierschors als het bijniermerg scheiden verschillende hormonen af.
- Hormonen van de bijnierschors: Essentieel voor het leven. Het zijn Mineralocorticoïden (Ex: aldosteron), Glucocorticoïden (Ex: cortisol), en Bijnier androgenen (Ex: dehydroepiandrosteron (DHEA) en testosteron).
- Hormonen van de bijniermerg: Catecholamines (Ex: adrenaline, noradrenaline, en kleine hoeveelheden dopamine). Bijnierhormonen zijn niet noodzakelijk voor het leven.
Adrenalectomie – chirurgische verwijdering van een of beide bijnieren. Laparoscopische bijnierectomie wordt voorgesteld als de bijnieren overleden of kankerachtig zijn.
Agglutin
agglutin/o = “samenklonteren of samenklonteren”
Agglutinatie – de handeling van het samenklonteren, het samenklonteren van bacteriecellen, rode bloedcellen (RBC) door antilichamen die bekend staan als agglutininen.
Agglutininen – elke stof, zoals een antilichaam, die agglutinatie van cellen veroorzaakt. Agglutininen in het bloedplasma spelen een vitale rol bij de bloedtypering. Zij zorgen ervoor dat er bloedcellen van slechts één bloedgroep (A, B, AB of O) in de circulatie terechtkomen. Als bloedcellen van een niet-compatibele bloedgroep in het lichaam terechtkomen, veroorzaken agglutininen agglutinatie en leiden ze tot vernietiging van de bloedcellen.
Agglutinogeen – een vreemde stof of antigeen dat de aanmaak van agglutinine induceert.
Adeno
Voorvoegsel dat verwijst naar een klier. Verwante woorden:
Adenologie – de studie van klieren
Adenocarcinoom – een vorm van kanker die zijn oorsprong vindt in klierepitheel. Maagadenocarcinoom is een voorbeeld, waarbij het klierepitheel van het maagslijmvlies wordt aangetast.
Adenohypofyse – de voorste klierkwab die 80% van de gehele hypofyse omvat. De hormonen die door de adenohypofyse worden afgescheiden, spelen een centrale rol bij de regulering van endocriene en gedragsfuncties, en maken deel uit van stressreacties.
Adenovirus – een groep virussen die infecties van de luchtwegen en het maag-darmkanaal veroorzaken.
Adenoom – goedaardige tumor van klierweefsel
Adenopathie – ook wel lymfadenopathie genoemd, is het opzwellen van lymfeklieren.
Adipose (Vet)
Vet. Adiposecellen, ook wel adipocyten, lipocyten of vetcellen genoemd, zijn gespecialiseerd in de synthese en opslag van vetbolletjes. Adipose bestaat hoofdzakelijk uit een complex mengsel van tripalmitine, tristearine, en trioleïne.
Adiposeweefsel is een gespecialiseerd bindweefsel dat bestaat uit adipocyten. Het komt voor onder de huid (onderhuids vet), rond inwendige organen (visceraal vet), tussen spieren, in het beenmerg, en in borstweefsel. Op basis van morfologie wordt vetweefsel in tweeën verdeeld: wit vetweefsel (bij volwassenen) en bruin vetweefsel (bij kinderen).
Albino
Een persoon met albinisme. Albinisme is een aandoening waarbij een persoon een aangeboren tekort heeft aan melanine pigment. Gekenmerkt door wit haar, een melkachtige tot doorschijnende huid, en roze ogen met roze of blauwe iris en dieprode pupil.
Alveolus
De term alveolus verwijst in het Latijn naar een holle holte, bekken, trog, of kom. Alveoli (meervoud) zijn de kleine luchtzakjes die lucht vasthouden in de longen. Ook bekend als pulmonaal parenchym, zijn zij de structurele en functionele eenheid van de long, waar gasuitwisseling plaatsvindt. Het aantal alveoli hangt nauw samen met het totale longvolume, waarbij grotere longen maar liefst 700 miljoen alveoli hebben.
Amblyo
Het voorvoegsel betekent bot, dof, of schemerig.
Amblyopie
Een aandoening waarbij het oog en de hersenen niet samenwerken, waardoor het gezichtsvermogen van slechts één oog wordt aangetast. Ook wel “lui oog” genoemd, kan amblyopie aan beide ogen optreden, wat zeldzaam is.
Amblyopie begint in de kindertijd, meestal tussen 5 en 9 jaar en het is de meest voorkomende oorzaak van gezichtsverlies bij kinderen. Refractiefouten, strabismus (een aandoening waarbij de ogen niet goed uitgelijnd zijn), vertroebeling van de lens, een intraoculaire tumor of een hoornvliesbeschadiging zijn enkele aandoeningen die tot amblyopie kunnen leiden.
Behandeling omvat een bril, contactlenzen of een operatie.
Ammonium
Een gasvormig mengsel van waterstof en stikstof, NH3, kleurloze, in water oplosbare, prikkelende verbinding. Ook wel vluchtige alkali en hartshoornspiritus genoemd (waterige oplossing van 28,5% ammoniak). Voor het eerst geregistreerd in 1790-1800. In 1782 gaf de Zweedse scheikundige Torbern Bergman een naam aan het gas dat afkomstig was van sal ammoniac (reukzout) afzettingen in de buurt van de tempel van Jupiter Ammon in Libië. Salmiak is de natuurlijke mineralogische vorm van ammoniumchloride.
Ammoniak – een eindproduct van het eiwitmetabolisme. De lever zet ammoniak om in ureum, dat door de nieren wordt uitgescheiden. Bij leveraandoeningen slaagt de lever er niet in ammoniak te verwijderen, wat leidt tot een ophoping van ongemetaboliseerde ammoniak, een aandoening die hepatische encefalopathie wordt genoemd.
Ammnion
Het binnenste extra-embryonale membraan dat de foetus omgeeft en het vruchtwater bevat. Amnion fungeert als een beschermende zak samen met andere extra-embryonale membranen: chorion, dooierzak, en allantois.
Amniotische zak – een met vloeistof gevulde zak gevormd uit amnion en chorion. De foetus groeit in deze zak.
Amnionvocht – het heldere, gele vocht in de amnionzak waarin de foetus baadt. Vruchtwater beschermt de foetus tegen mechanische schokken, maakt beweging mogelijk, helpt uitdroging te voorkomen en bevordert de ontwikkeling van het skelet. Het vruchtwater komt vrij bij de bevalling wanneer het amnion breekt.
Amylo
Voegsel dat zetmeel of polysaccharide aangeeft.
Amylase
Een spijsverteringsenzym dat wordt afgescheiden door de speekselklieren (speekselamylase) en de alvleesklier (alvleesklieramylase). Amylase verteert koolhydraten in het voedsel tot glucose en maltose. Bij een gezonde volwassene bedraagt het normale amylasegehalte 56 tot 190 IE/l.
Een te hoog of te laag amylasegehalte wijst erop dat de alvleesklier ziek of ontstoken is. Een amylase-bloedtest wordt gebruikt om alvleesklieraandoeningen te diagnosticeren, waaronder pseudocysten, zweren, kanker, of een abces. De test wordt aanbevolen in geval van speekselklierinfecties, blindedarmontsteking of buitenbaarmoederlijke zwangerschap.
Amyloïd (amylo- + -oid)
Een wasachtig eiwit wordt aangetroffen in het centrale zenuwstelsel (CZS). Speelt een cruciale rol bij neurodegeneratieve ziekten als Alzheimer.
Anus
De uitscheidingsopening waar het maag-darmkanaal (GIT) eindigt en het lichaam verlaat. De endeldarm bevindt zich tussen de dikke darm en de anus en fungeert als verzamelplaats voor de afvalstoffen van de spijsvertering. Wanneer de druk in het rectum hoog is, ontspannen de anale sluitspieren (een inwendige ring van spieren rond de anus) zich en helpen ze bij de ontlasting.
De anus bestaat uit klieren, kanalen, bloedvaten, slijm, weefsels en zenuwen. Aandoeningen van de anus zijn onder meer anale kanker, anale fissuur, anaal abces, anale zwelling en anale fistel.
andr/o
Prefix dat mannelijk, man aanduidt
Androgeen
Steroïde hormonen die verantwoordelijk zijn voor de puberteit, de vruchtbaarheid en de seksuele functie bij mannen. Hoewel androgenen meestal worden gezien als mannelijke hormonen, produceert het vrouwelijk lichaam ze ook. De androgenen die in de eierstokken en het bijniermerg worden geproduceerd, worden omgezet in oestrogeen, het vrouwelijke geslachtshormoon.
Testosteron en androsteendion zijn de belangrijkste androgenen. Andere androgenen zijn dihydrotestosteron (DHT), dehydroepiandrosteron (DHEA), en DHEA-sulfaat (DHEA-S).
aneurysma/o
Denotie van een aneurysma
Verzwakking of ballonvorming van een slagaderwand. Hoewel een aneurysma in elk deel van het lichaam kan voorkomen, komen ze het meest voor in de hersenen (cerebrale aneurysma’s), aorta (aorta-aneurysma’s), benen (popliteale slagader aneurysma), darmen (mesenteriale slagader aneurysma), en milt (milt-slagader aneurysma). In sommige gevallen is het aangeboren. Aortaverwondingen, hoge druk en een hoog cholesterolgehalte kunnen ook een aneurysma veroorzaken.
Aneurysmectomie
chirurgische verwijdering van het ballonvormig geworden deel van het aangetaste gebied.
angi/o
Voegsel dat bloedvaten aanduidt.
Angiografie
De medische beeldvormingstechniek die wordt gebruikt om het vasculaire systeem zichtbaar te maken. Het wordt voorgesteld wanneer er tekenen zijn van een beroerte of een coronaire hartziekte. Angiogram helpt ook om de beperkingen in de bloedstroom of de schade aan de bloedvatensegmenten te begrijpen en te evalueren.
ankyl/o
Voegsel dat stijfheid, vastzitten of vastkleven aanduidt.
Ankylosis – vergroeid of verstijfd gewricht
Ankylosing spondylitis
Ook bekend als de ziekte van Marie-Strumpell of de ziekte van Bechterew, Ankylosing spondylitis (AS) is een type ontstekingsartritis die de wervelkolom aantast. AS begint vaak als een milde pijn in de sacro-iliacale gewrichten, uiteindelijk vergroeien de wervels, wat resulteert in stijfheid of misvormingen van de wervelkolom.
anter/o
Voegsel dat anterior of front aanduidt.
Anteroposterior verwijst naar de richting of as van voor naar achteren, meestal geassocieerd met een röntgenfoto van de borstkas.
anthrac/o
Voegsel dat staat voor steenkool, koolstof
Anthracosis
Een interstitiële longaandoening die wordt veroorzaakt door inademing van stof uit steenkoolmijnen, rook of luchtverontreiniging. Antracose kan worden gezien als een oppervlakkige zwarte verkleuring van longweefsels (eenvoudige antracose) of verspreide foci van donkere vlekken (antracotische lymfadenopathie)
anthr/o
Indicatie van antrum, een algemene term voor holte of kamer. Bijvoorbeeld, het antrum van de maag ook wel pylorisch antrum of maagantrum genoemd. Het is het onderste deel van de maag en bevat talrijke slijm- en gastrine-afscheidende cellen.
anxi/o
Voorvoegsel dat duidt op onbehagen of angst
Anxie is wanneer de automatische vecht-of-vluchtreactie van het lichaam wordt geactiveerd door een bedreiging, druk, uitdagingen of stress.
Bangststoornissen zijn aandoeningen waarbij de angst constant, overweldigend of terugkerend is. Angststoornissen zijn een groep van verwante aandoeningen, die elk verschillende symptomen hebben bij verschillende individuen. Gegeneraliseerde angststoornis (GAD), paniekaanvallen, posttraumatische stressstoornis (PTSS), en fobieën, bijvoorbeeld.
aort/o
Van of in verband met aorta.
De grootste slagader in het lichaam, die begint bij de linkerhartkamer en zich naar boven uitstrekt in de borstkas om de aortaboog te vormen. Vervolgens daalt zij af naar de buik, waar zij zich splitst in de paren van de arteria iliaca, net boven het bekken.
De aorta vervoert zuurstofrijk bloed van de linkerhartkamer naar alle delen van het lichaam.
-aferese
Suffix dat wegnemen, terugtrekken of verwijderen betekent.
Aferese is een medische procedure waarbij de bestanddelen van het bloed – RBC, WBC, bloedplaatjes en plasma – in lagen worden gescheiden met behulp van een celseparatormachine. Het wordt gebruikt om bloedstamcellen van donoren te verzamelen en voor de behandeling van een reeks bloedziekten, waaronder bloedkanker.
aphth/o
Voegsel dat zweer of laesie aanduidt
Aphthous stomatitis
Kleine pijnlijke zweertjes die terugkeren op de tong, het tandvlees, de lippen of aan de binnenkant van de wangen; ook wel canker sores of aphthous ulcer (zweer van aften) genoemd.
aponeur/o
Indicerende aponeurose.
De aponeurosis is een velachtig vezelig bindweefsel dat een spier verankert of verbindt met een bot of kraakbeen.
append/o
Aanduiding voor de vermiforme appendix. De blindedarm is een 4 cm lange dunne buis die zich bevindt waar de dunne darm en de dikke darm bij elkaar komen. Er is zeer weinig bekend over de functie ervan en het verwijderen ervan is niet schadelijk.
Appendicitis
Pijnlijke zwelling of ontsteking van de appendix wordt veroorzaakt door een bacteriële infectie.
Appendectomie
Het operatief verwijderen van de ontstoken of gezwollen appendix.
arachn/o
Voegsel dat spin of spinnenweb aanduidt.
Arachnoid mater – Genoemd naar het spinnewebachtige uiterlijk, de arachnoid mater is de middelste laag van de drie hersenvliezen die de hersenen en het ruggenmerg bedekken.
Arachnofobie – angst voor spinnen.
arsenicum/o
Van of verwant aan arsenicum. Arseen is een grijsachtig zilverachtig element dat bij inname of inademing arseenvergiftiging, of arsenicose, veroorzaakt. Langdurige blootstelling aan arseen uit besmet voedsel en water kan kanker en huidlaesies veroorzaken.
arter/o
Betrekking hebbend op de slagader. Slagaders zijn de bloedvaten die zuurstofrijk bloed van het hart naar de weefsels vervoeren.
arteriol/o
Bepalend voor de arteriole. Arteriolen zijn de bloedvaten met een kleine diameter (<100 μm) die de slagaders met de haarvaten verbinden. Zij zijn overal in het lichaam te vinden en spelen een vitale rol bij het handhaven van de gemiddelde slagaderlijke druk.
arthr/o
Combinatievorm die gewrichten aanduidt
- Arthropathie – Verzamelnaam voor gewrichtsaandoeningen.
- Arthralgie – Gewrichtspijn als gevolg van letsel, infectie, artritis en andere aandoeningen.
- Arthritis – Gewrichtsontsteking. Er zijn verschillende soorten artritis. Osteoartritis, reumatoïde artritis, psoriatische artritis, jicht, lupus, en meer.
- Arthrocentese – De klinische procedure waarbij synoviale vloeistof uit een gewrichtsholte wordt opgezogen voor diagnostische doeleinden.
- Arthrografie – Een radiologische musculoskeletale test die wordt gebruikt om artropathieën te diagnosticeren en te behandelen.
- Arthroplastie – Gewrichtsvervangende operatie
-arthria
Suffix dat articulatie aanduidt
Dysarthria
Spraakstoornis veroorzaakt door neurologische beschadiging van de spieren van de spraak. De spraak kan bij mensen met dysartrie gespannen, schokkerig, ademend, onregelmatig of onnauwkeurig zijn. Dysartrie kan ontwikkelingsgebonden zijn (hersenbeschadiging tijdens de bevalling) of verworven (beroerte, hoofdletsel, tumor, ziekte van Parkinson, of motorneurondefecten).
articul/o
Voegsel dat gewrichten in het lichaam aanduidt.
Kraakbeen
Een laag zelfsmerend, wit bindweefsel dat ervoor zorgt dat botten soepel tegen elkaar kunnen glijden. Gewrichtskraakbeen komt alleen voor in de synoviale gewrichten en helpt schokken te absorberen.
-atresie
Afwezigheid van een opening of doorgang in het lichaam. Duidt ook op aandoeningen waarbij de opening in het lichaam is afgesloten.
Esofageale atresie
Een aangeboren onderbroken of misvormde slokdarm. Dit betekent dat de zuigeling twee slokdarmdelen heeft – een deel dat in verbinding staat met de keel en een ander deel dat in verbinding staat met de maag. Esophageal atresia is levensbedreigend als de twee delen van de slokdarm niet aan elkaar worden gehecht.
-ase
Suffix dat een enzym aangeeft
- Amylase – Een enzym dat zetmeel hydrolyseert tot suikers.
- Lipase – Een enzym dat lipiden verteert
aspir/o
Proces van afname
Fine Needle Aspiration Biopsy
Het opzuigen van weefsel- of vloeistofmonsters uit spieren, botten en andere organen met behulp van een holle naald. De aldus verzamelde monsters worden gecontroleerd op infecties of kanker.
-assay
Suffix dat “onderzoeken”, “evalueren” of “onderzoeken” aangeeft
Radio-immunoassay
Een in vitro radiologische test die de aanwezigheid van antigeen in het serum meet.
Enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA)
Een immunologische test die wordt gebruikt om antilichamen, eiwitten, peptiden en hormonen te identificeren. Een ELISA-test wordt gebruikt voor de diagnose van HIV, rotavirus, pernicieuze anemie en plaveiselcelcarcinoom.
-asthenie
Suffix dat duidt op gebrek aan of verlies van kracht, debiliteit, of spierzwakte.
Myasthenia gravis (MG)
Een chronische auto-immuun, neuromusculaire aandoening die wordt gekenmerkt door spierzwakte en vermoeidheid. Bij deze aandoening valt het immuunsysteem abusievelijk de acetylcholinereceptoren bij de neuromusculaire junctie aan. Dit verhindert het samentrekken van de spieren en leidt tot spierzwakte.
astr/o
Betekenis van ster, stervormig, of stervormig
Astrocyten
Stervormige gliacellen in de hersenen en het ruggenmerg. Zij spelen een vitale rol bij de ondersteuning van de bloed-hersen-barrière (BBB), de voeding van de neuronen, de vergemakkelijking van de neurotransmissie en het herstel van schade.
Astrocytoom
Tumor die ontstaat uit astrocyten. Bij volwassenen is ongeveer de helft van de primaire hersentumoren een astrocytoom.
ather/o
Vervoegsel dat vettige plaque of zachte vetafzetting aangeeft.
Atheroom
Het is de plaque-afzetting in de binnenbekleding van een slagader. Vet, cholesterol, calcium en ontstekingscellen zijn de gemeenschappelijke materialen die zich aan slagaders hechten.
Atherosclerose
ather/o = vettig; sclero = verharding; -osis= aandoening. Een aandoening die wordt veroorzaakt door atheromen en wordt gekenmerkt door vernauwde slagaders.
atri/o
Samengestelde vorm die atria (atrium – enkelvoud) aangeeft, de bovenste twee hartkamers. Elk atrium – rechteratrium en linkeratrium – leegt het bloed dat terugkeert naar het hart in de corresponderende hartkamer.
Atriumfibrillatie
Atriumfibrillatie treedt op wanneer boezems en kamers niet samenwerken zoals het hoort als gevolg van een gebrekkige elektrische signalering, wat leidt tot trillende of onregelmatige hartslagen.
Atriumflutter (AFL)
Een aandoening waarbij de boezems sneller kloppen dan de kamers. De atriale snelheid bij AFL is 250 – 400 slagen per minuut.
Atrioventriculaire knoop (AV-knoop)
De elektrische poortwachter die de hartimpulsvoortplanting tussen de atria en de ventrikels vertraagt. In geval van disfunctie van de sinoatriale knoop (SA-knoop) of een vergevorderd atrioventriculair (AV-)blok fungeert de AV-knoop als een intrinsieke pacemaker.
audi/o
Voegsel dat “horen” of “luisteren” aanduidt
Audiometrie
Een niet-invasieve gehoortest die meet hoe goed men kan horen.
Audiogrammen
Het toont de zachtste geluiden die men kan horen bij verschillende frequenties. Met andere woorden, het is een grafische weergave van iemands hoorvermogen. De audioloog gebruikt audiogrammen om vast te stellen of iemand gehoorverlies heeft, en om de mate van beschadiging te bepalen als de resultaten positief zijn.
Audiologie
Wetenschap van het gehoor, het evenwicht en aanverwante aandoeningen.
aur/o
Voegsel dat oor betekent.
Aurikel
Buitenoor of pinna. De oorschelp versterkt geluidsgolven en geleidt ze naar het binnenoor. Bloemkooloor, ook bekend als perichondriaal hematoom of worsteloor, is een misvorming van de oorschelp veroorzaakt door een verwonding.
auscult/o
Combinatievorm die “luisteren” betekent. Van Latijn auscultare.
Auscultatie
Een diagnostische procedure waarbij wordt geluisterd naar geluiden van de ingewanden in de borstkas of de buik. Abnormale geluiden kunnen wijzen op problemen in de longen, de hartkleppen en de buik.
axill/o
Voorvoegsel ontleend aan Latijn ala dat “vleugel” “oksel” betekent, “holte of holte onder de arm”.
Axilla
Ook bekend als de oksel, is de axilla het holle gebied dat het bovenste lidmaat en de borstkas markeert. De axilla is de doorgang voor verschillende neuromusculaire structuren, axillaire lymfeklieren, axillaire slagader en ader, en de plexus brachialis.
Axillaire temperatuur
De temperatuur die wordt verkregen door de thermometer in de oksel te plaatsen. Deze wordt vaak gebruikt bij zuigelingen en jonge kinderen. De okseltemperatuur kan tot 1 graad Celsius lager zijn dan de orale temperatuur.
azot/o
Voegsel dat stikstof aangeeft.
Azotemie
Elevatie, of ophoping van ureum of andere stikstofhoudende afvalstoffen zoals creatinine in het bloed als gevolg van nierinsufficiëntie. Diabetes, congestief hartfalen, nieraandoeningen, chronische diarree of braken zijn enkele aandoeningen die de bloedtoevoer naar de nieren verminderen en de orgaanfunctie schaden.