Short-track speed skating
Short-track speed skating, sport die de snelheid, technische schaatsvaardigheid en agressiviteit van de deelnemers op de proef stelt. In tegenstelling tot het traditionele langebaanschaatsen racen de deelnemers tegen elkaar in plaats van tegen de klok.
Hortbaanschaatsen vindt zijn oorsprong in de pack-style races die populair waren in Noord-Amerika tijdens het eerste deel van de 20e eeuw. Te midden van veel controverse werd deze ruigere stijl van schaatsen beoefend tijdens de Olympische Winterspelen van 1932 in Lake Placid, New York, V.S. De short-track sport kwam op de voorgrond in de jaren 1960 en 1970. De Internationale Schaatsunie organiseerde van 1978 tot 1980 jaarlijkse shorttrackkampioenschappen en het eerste officiële wereldkampioenschap vond plaats in 1981. Kortebaanschaatsen maakte zijn olympische debuut op de Winterspelen van 1992 in Albertville, Frankrijk.
Racen in groepen van vier tot acht deelnemers, schaatsers strijden op een indoorbaan ter grootte van een hockeybaan met een lengte van 111 meter (364 voet). De beste twee deelnemers van elke ronde gaan door naar de volgende ronde. Passingsstrategieën en tempo zijn belangrijke onderdelen van de sport. De schaatsers komen vaak met elkaar in contact als ze strijden om hun positie. Vanwege de scherpe bochten bij hoge snelheden wordt een speciale speedschaats gebruikt, een schaats met een hoger blad en een hogere schoen, om de schaatser extra steun te geven. Valpartijen komen vaak voor bij shorttrackraces, en de schaatsers dragen beschermende kussentjes voor hun ellebogen en knieën, en ook helmen en handschoenen. De wanden van de baan zijn ook gepolsterd. Individuele shorttrackwedstrijden worden gehouden over 500 meter, 1.000 meter, 1.500 meter en 3.000 meter voor zowel mannen als vrouwen. Estafettes van vier personen leggen afstanden af van 3.000 meter (vrouwen) en 5.000 meter (mannen).