Understanding and Using Population Projections
Overheidsmakers en planners over de hele wereld gebruiken bevolkingsprognoses om de toekomstige vraag naar voedsel, water, energie en diensten te peilen, en om toekomstige demografische kenmerken te voorspellen. Bevolkingsprognoses kunnen beleidsmakers waarschuwen voor belangrijke trends die van invloed kunnen zijn op de economische ontwikkeling en kunnen beleidsmakers helpen beleid te maken dat kan worden aangepast aan verschillende prognosescenario’s.
De nauwkeurigheid van bevolkingsprognoses heeft meer aandacht gekregen, gedreven door bezorgdheid over de mogelijke langetermijneffecten van vergrijzing, HIV/AIDS, en andere demografische trends. De National Research Council van de Amerikaanse National Academy of Sciences (NAS) heeft in 1998 een panel van deskundigen bijeengeroepen om de aannames, nauwkeurigheid en onzekerheid in verband met de meest gebruikte bevolkingsprognoses te onderzoeken en aanbevelingen te doen om deze prognoses te verbeteren. Na een uitgebreide evaluatie kwam het panel in juli 2000 tot de conclusie dat de huidige wereldbevolkingsprognoses tot het jaar 2050 op deugdelijke wetenschappelijke gegevens zijn gebaseerd en plausibele prognoses van de demografische tendensen in de wereld opleveren. Het panel waarschuwde er echter voor dat prognoses voor specifieke landen, voor bepaalde bevolkingsgroepen of voor langere perioden in de toekomst minder zeker zijn dan mondiale prognoses en prognoses voor kortere perioden.
Gebruikers van bevolkingsprognoses moeten inzicht hebben in de betrouwbaarheid en de beperkingen van prognosereeksen. Als beleidsmakers zich bewust zijn van de wijze waarop prognoses worden opgesteld en van de mogelijke bronnen van onzekerheid in de cijfers, kunnen zij prognoses effectiever in hun planningsproces opnemen.
Wie maakt bevolkingsprognoses?
De meeste nationale regeringen maken bevolkingsprognoses voor hun eigen land. Daarnaast stellen enkele internationale organisaties bevolkingsprognoses op voor de wereld, regio’s en afzonderlijke landen. De Verenigde Naties (VN) en het U.S. Census Bureau geven regelmatig herziene mondiale en nationale prognoses uit. De VN-projecties worden wereldwijd het meest gebruikt. Veel nationale regeringen, internationale agentschappen, de media, onderzoekers en academische instellingen baseren zich op de VN-projecties. De Wereldbank en het Internationaal Instituut voor Toegepaste Systeemanalyse (IIASA) stellen ook bevolkingsprojecties op voor de wereld, voor belangrijke regio’s en (vooral de Wereldbank) voor individuele landen. Wereldbankprognoses worden over het algemeen gebruikt voor planning en voor het beheer van projecten, terwijl IIASA-prognoses vooral zijn gebruikt om verschillende projectie-aannames en -methoden te beoordelen. Elk van deze internationale organisaties gebruikt enigszins verschillende methodologieën, maakt verschillende veronderstellingen over toekomstige demografische tendensen, en begint met enigszins verschillende ramingen van de huidige bevolkingsomvang. Toch vallen hun resultaten voor de komende 50 jaar binnen een relatief kleine bandbreedte (zie figuur 1).
Figuur 1
Wereldbevolkingsprognoses tot 2050 en 2100: Verenigde Naties, Wereldbank, U.S. Census Bureau, en IIASA
*International Institute for Applied Systems Analysis.
Bronnen: United Nations, Long-Range World Population Projections Based on the 1998 Revision (1999); U.S. Census Bureau, International Data Base, (www.census.gov/ipc/www, accessed July 10, 2001); The World Bank, World Development Indicators 2001 CD-ROM; W. Lutz, W. Sanderson, and S. Scherbov, Nature (2 aug. 2001): 543-46; en ongepubliceerde gegevens van IIASA.
Hoe worden bevolkingsprognoses gemaakt?
De bevolking van een geografisch gebied groeit of krimpt door de interactie van drie factoren: vruchtbaarheid, sterfte, en migratie. Om de bevolkingsomvang op een toekomstig tijdstip te voorspellen, maken demografen veronderstellingen over de vruchtbaarheids- en sterftecijfers en over het aantal mensen dat vóór dat tijdstip naar of uit een gebied zal verhuizen. De netto toe- of afname van de bevolking gedurende de periode wordt opgeteld bij de “basisbevolking” (beginbevolking) om de toekomstige bevolking te projecteren.
Alle belangrijke internationale instanties die bevolkingsprognoses maken, baseren hun prognoses op de huidige bevolkingsschattingen en veronderstellingen over hoe de vruchtbaarheid, de sterfte en de migratie in de loop van de tijd zullen veranderen. Recente prognosemethodologieën hebben zich geconcentreerd op het vaststellen van de onzekerheid in de prognoses – dat wil zeggen op het ontwikkelen van schattingen van de waarschijnlijkheid dat de toekomstige bevolkingsomvang binnen een bepaalde marge zal vallen. Demografen proberen de onzekerheid van bevolkingsprognoses te meten door andere deskundigen te raadplegen, fouten in eerdere prognoses te analyseren en trends in vruchtbaarheid, sterfte en migratie te onderzoeken.
Hoe nauwkeurig zijn prognoses?
De nauwkeurigheid van huidige bevolkingsprognoses kan niet rechtstreeks worden geëvalueerd, maar het succes van eerdere prognoses op mondiaal en nationaal niveau kan wel worden onderzocht. Sinds de jaren vijftig heeft de VN twaalf keer een prognose gemaakt van de omvang van de wereldbevolking in het jaar 2000. Op één na zaten al deze prognoses er minder dan 4 procent naast.
Prognoses voor specifieke landen en leeftijdsgroepen zijn echter niet zo nauwkeurig geweest. In het algemeen zijn prognoses van de toekomstige bevolkingsomvang onzekerder, of minder nauwkeurig:
- Voor minder ontwikkelde landen dan voor meer ontwikkelde landen, deels omdat de eerstgenoemde over het algemeen minder betrouwbare gegevens hebben over de huidige bevolkingsomvang en geboorte- en sterftecijfers;
- Voor kleinere landen dan voor grotere, deels omdat analisten meer aandacht besteden aan grotere landen;
- Voor jongere en oudere leeftijdsgroepen dan voor middelbare leeftijdsgroepen, omdat onjuiste veronderstellingen over vruchtbaarheid en sterfte een groter effect hebben op oudere en jongere leeftijden;
- op landenniveau dan op regionaal of mondiaal niveau, omdat fouten op landenniveau elkaar meestal opheffen wanneer ze worden geaggregeerd naar regio’s of naar de wereld; en
- voor langere perioden (meer dan twee decennia) dan voor kortere perioden, vanwege de cumulatieve effecten van onjuiste veronderstellingen in de tijd.
Welke fouten zijn het belangrijkst? Bij kortetermijnprojecties zijn onnauwkeurigheden in de bevolkingsgegevens aan het beginpunt van een projectie de belangrijkste bron van fouten. Bij langetermijnprojecties zijn de veronderstellingen over de toekomstige vruchtbaarheids-, sterfte- en migratietrends van grotere invloed op de nauwkeurigheid.
What Will Determine Future Population Trends?
Bevolkingsverandering weerspiegelt het samenspel van vruchtbaarheid, sterfte en migratie, maar in minder ontwikkelde regio’s, waar de vruchtbaarheidsniveaus hoog zijn, heeft de vruchtbaarheid het grootste effect op de toekomstige bevolkingsomvang. Jaren met een hoge vruchtbaarheid leiden tot een jonge leeftijdsopbouw van de bevolking, wat een impuls geeft aan de toekomstige groei wanneer deze jongeren een eigen gezin beginnen te stichten. Momenteel bedraagt de gemiddelde vruchtbaarheid in minder ontwikkelde landen 3,2 kinderen per vrouw, of één kind meer dan het “vervangingsniveau”, waarbij paren elk ongeveer twee kinderen krijgen en zichzelf in de bevolking vervangen.
Vruchtbaarheid
In de tweede helft van de 20e eeuw is de vruchtbaarheid bijna overal ter wereld gedaald, zij het niet in hetzelfde tempo (zie figuur 2). Op basis van gegevens uit de afgelopen halve eeuw hebben demografen en andere onderzoekers verschillende theorieën geformuleerd over het waarschijnlijke traject van vruchtbaarheidsdaling in meer ontwikkelde en minder ontwikkelde landen.
Figuur 2
Patronen van vruchtbaarheidsdaling: India, Argentinië en Thailand, 1970-1996
Noot: Het totale vruchtbaarheidscijfer is het gemiddelde totale aantal kinderen dat een vrouw zou krijgen op basis van het huidige geboortecijfer.
Bronnen: Registrar General of India; Instituto Nacional de Estadística (Argentinië); United Nations Population Division; en schattingen van het Population Reference Bureau.
Demografen gaan er in het algemeen van uit dat de vruchtbaarheid zich in elk land uiteindelijk op een bepaald niveau zal stabiliseren, meestal op het vervangingsniveau. In de meeste geïndustrialiseerde landen (met uitzondering van de Verenigde Staten) ligt de gemiddelde vruchtbaarheid thans onder het vervangingsniveau van twee kinderen per vrouw, en deskundigen zijn verwikkeld in een levendig debat over de vraag of de vruchtbaarheid zal blijven dalen, zich zal stabiliseren of weer zal stijgen om zich op het vervangingsniveau te stabiliseren.
De meeste landen hebben echter een vruchtbaarheid die boven het vervangingsniveau ligt, en de VN is ervan uitgegaan dat hun vruchtbaarheidscijfers zullen dalen tot het vervangingsniveau en daarna constant zullen blijven. Hoewel in de jaren tachtig en negentig in een aantal landen sprake was van een snelle daling van het vruchtbaarheidscijfer, vertonen de meeste prognosereeksen een vertraging van het dalingstempo naarmate landen een lager vruchtbaarheidsniveau bereiken. Demografen zijn minder zeker over het tijdstip en de omvang van de daling. De verschillende prognosescenario’s die door de VN en andere agentschappen zijn gepubliceerd, weerspiegelen verschillende veronderstellingen over de toekomstige daling van de vruchtbaarheid (zie figuur 3).
Figuur 3
Wereldbevolkingsprognoses tot 2050 op basis van drie aannames over vruchtbaarheid
Note: De TFR (total fertility rate) is het gemiddelde totale aantal kinderen dat een vrouw zou krijgen op basis van het huidige geboortecijfer.
Bronnen: Verenigde Naties, World Population Prospects: The 2000 Revision (2001).
Mortaliteit
De voortdurende verbeteringen in gezondheid en gezondheidszorg over de hele wereld hebben de VN ertoe aangezet haar aannames over de uiteindelijke grenzen van de levensverwachting te verhogen, telkens wanneer zij nieuwe bevolkingsprognoses opstelden. Telkens hadden de demografen de toename van de levensverwachting onderschat. Hoewel deze onderschattingen van de levensverwachting weinig effect hadden op het totale bevolkingscijfer, onderschatten zij de toekomstige omvang van de oudere bevolkingsgroepen en daarmee de dreigende problemen van de vergrijzing voor de pensioen- en sociale-zekerheidsprogramma’s.
De HIV/AIDS-epidemie vormt een onverwachte demografische crisis: De HIV/AIDS-epidemie vormt een onverwachte demografische crisis: zij heeft de verwachte levensverwachting verlaagd, met name in Afrika bezuiden de Sahara, waar de infectiegraad in 45 landen meer dan 2% van de bevolking bedraagt. In de negen zwaarst getroffen landen (vooral in Oost- en Zuidelijk Afrika) verlaagt de AIDS-sterfte volgens de huidige ramingen van de VN de voor 2015 geraamde bevolking met bijna 18% ten opzichte van wat deze zonder AIDS zou zijn geweest. Indien de uitzonderlijk hoge besmettingspercentages binnen een klein aantal landen worden gehouden, zal hiv/aids een matig effect hebben op de bevolkingsgroei in Afrika. Maar als HIV/AIDS een vergelijkbaar hoog niveau bereikt in andere regio’s ten zuiden van de Sahara, evenals in Azië, Latijns-Amerika en Oost-Europa, kan HIV/AIDS de levensverwachting in deze regio’s verlagen en de groei van de wereldbevolking beïnvloeden.
Migratie
Toekomstige internationale migratie is moeilijker te voorspellen dan vruchtbaarheid of sterfte, omdat migratiestromen vaak het gevolg zijn van veranderingen op korte termijn in economische, sociale of politieke factoren die moeilijk te voorspellen of te kwantificeren zijn. Migratie kan echter een aanzienlijk effect hebben op de bevolkingsontwikkeling in specifieke landen en regio’s: Internationale migratie was in de jaren negentig bijvoorbeeld verantwoordelijk voor bijna de helft van de bevolkingsgroei in meer ontwikkelde landen. Vluchtelingenstromen als gevolg van politieke of burgerlijke onrust hebben ook het demografische landschap in sommige minder ontwikkelde landen veranderd.
Er bestaan geen methoden om plotselinge massale migraties als gevolg van politieke, economische of milieucrises te voorspellen. Het beste wat demografen kunnen doen is hun schattingen herzien zodra nieuwe informatie beschikbaar is.
Wat houden de voorspelde trends in?
Sociale, economische en milieuveranderingen kunnen, samen met overheidsbeleid, toekomstige demografische trends beïnvloeden – met name vruchtbaarheidsniveaus – waardoor bevolkingsprognoses met enige onzekerheid zijn omgeven. Vanwege de cumulatieve effecten van vroegere vruchtbaarheidsniveaus op de leeftijdsstructuur van een bevolking en de onzekerheid die inherent is aan het voorspellen van toekomstige tendensen, bestrijken de langetermijnscenario’s van verschillende instellingen een breed gebied. Toch zijn er enkele overeenkomsten tussen de centrale of “meest waarschijnlijke” prognoses en tussen de plausibele bandbreedtes van de bevolkingsomvang die door verschillende instellingen worden voorspeld.
Het U.S. Census Bureau raamt de wereldbevolking op 9,1 miljard in 2050, vergeleken met 9,3 miljard voor de laatste middellange prognose van de VN, 8,7 miljard van de Wereldbank, en 8,8 miljard van IIASA. Tegen 2100 lopen de verschillen tussen de centrale schattingen van deze instellingen op tot een miljard of meer, en de verschillen tussen het lage en hoge scenario lopen op tot meer dan 10 miljard – van 4 miljard tot 16 miljard.
Het NAS-panel deed onder meer de aanbeveling dat demografen nieuwe manieren ontwikkelen om de onzekerheid te karakteriseren die met elke bevolkingsprognose gepaard gaat: Demografen zouden de waarschijnlijkheid moeten aangeven dat de toekomstige wereldbevolking bijvoorbeeld tussen de 10 miljard en 12 miljard zal liggen. Deze methodologische verfijningen, samen met voortdurende verbeteringen in de veronderstellingen die voor de prognoses worden gebruikt, zullen de prognoses waardevoller maken voor een breder scala van gebruikers. Wanneer gebruikers op de hoogte zijn van de veronderstellingen achter de schattingen, kunnen zij met kennis van zaken oordelen over het meest waarschijnlijke scenario voor een bepaalde bevolking.
Hoe kunnen beleidsmakers en programmaplanners het best gebruik maken van projecties?
Beleidsmakers en programmaplanners kunnen verschillende stappen ondernemen om projecties bruikbaarder te maken voor beleids- en planningsdoeleinden:
- Ontdek de oorzaken van onzekerheid in bevolkingsprojecties en de implicaties van deze onzekerheid voor plannen en beleid die verschillende tijdshorizonten beslaan en op specifieke bevolkingsgroepen zijn gericht;
- Draag bij aan nationale en internationale inspanningen om nauwkeuriger demografische gegevens te verzamelen – wat zou leiden tot nauwkeuriger aannames over vruchtbaarheid, sterfte, en migratie en betere projecties; en
- meewerken aan nationale en internationale onderzoeksinspanningen om nauwkeurigere prognoses te ontwikkelen door organisaties te steunen die onderzoek doen naar betere prognosemethoden, het demografische effect van HIV/AIDS, het effect van beleid en programma’s op de vruchtbaarheidstrends, en soortgelijke onderwerpen.
Dit memorandum is een samenvatting van de belangrijkste bevindingen van het Panel on Population Projections van de National Research Council van de Amerikaanse National Academy of Sciences en bevat gedeelten van een Population Reference Bureau Bulletin van Brian O’Neill en Deborah Balk (zie referenties hieronder). PRB erkent dankbaar de bijdragen en commentaren van Michal Avni, John Bongaarts, Rodolfo Bulatao, Barney Cohen, Bessie Lee, en Ellen Starbird. Dit werk is gefinancierd door het U.S. Agency for International Development (USAID) in het kader van het MEASURE Communication project (HRN-A-00-98-000001-00).
Voor nadere informatie
Haupt, Arthur, and Thomas T. Kane. Handboek Bevolking. 4e ed. Washington, DC: Population Reference Bureau, 1998.
National Research Council. Committee on Population. Panel over bevolkingsprognoses. Beyond Six Billion: Forecasting the World’s Population, ed. John Bongaarts en Rodolfo A. Bulatao. Washington, DC: National Academy Press, 2000.
United Nations. World Population Prospects: The 2000 Revision Highlights. New York: VN, 2000. Online beschikbaar op www.un.org/esa/
population/unpop.htm.
International Institute for Applied Systems Analysis, Population Project: www.iiasa.ac.at/research/pop/
De Wereldbank: www.worldbank.org/data/
United Nations Population Division, Population Information Network: www.undp.org/popin/
United States Census Bureau, International Programs Center: www.census.gov/ipc/www/