Wat zijn de vooruitzichten en wat is de levensverwachting voor Hepatitis C?
Behandeling
Chronische hepatitis C is vaak goed te behandelen. Meestal wordt een combinatie van medicijnen genomen om de virusbelasting te verlagen tot een niet-detecteerbaar niveau. Deze medicijnen voorkomen dat het virus zich vermenigvuldigt en doden uiteindelijk het virus.
De medicijnen voor hepatitis C veranderen voortdurend en worden steeds beter. Praat met uw arts over de nieuwste behandelingen om te zien of ze voor u zouden kunnen werken.
Na de behandeling zal uw arts controleren of het virus verdwenen is. Als het virus niet meer aanwezig is, ook wel sustained virologic response (SVR) genoemd, betekent dit dat het virus waarschijnlijk niet meer terugkomt. Maar herinfectie is nog steeds mogelijk.
In de Verenigde Staten bestonden de oudere behandelingsschema’s uit een injectie met interferon en ribavirine, een oraal geneesmiddel. Nu zijn er nieuwere orale geneesmiddelen, de zogeheten direct werkende antivirale middelen (DAA’s), die mogelijk effectiever zijn en beter worden verdragen.
Meer dan 90 procent van de gevallen kan worden genezen met 8 tot 12 weken therapie. Dit hangt af van de:
- DAA die wordt gebruikt
- HCV-genotype
- virale belasting
- ernstige leverschade vóór behandeling
Het is belangrijk om routinematige HCV-screening voor bepaalde bevolkingsgroepen in te voeren om infectie vast te stellen voordat ernstige schade optreedt. Een vertraagde diagnose kan de effectiviteit van de behandeling beïnvloeden.
Genotype
Het succes van de behandeling van chronische hepatitis C hangt ook af van het genotype van het virus. Genotypen zijn variaties van het virus die zich in de loop der jaren hebben ontwikkeld. Sommige genotypen kunnen moeilijker te behandelen zijn dan andere.
Op dit moment zijn genotypen 1a, 1b, 2 en 3 de meest voorkomende HCV-genotypen in de Verenigde Staten.
Gevallen van hepatitis C in de Verenigde Staten
De CDC meldt dat in 2018 in totaal 15.713 Amerikaanse overlijdensakten hepatitis C als onderliggende of bijdragende doodsoorzaak hadden. Dit is waarschijnlijk lager dan de werkelijke aantallen, omdat zo veel infecties ongedocumenteerd blijven.
Uit studies blijkt dat babyboomers (geboren tussen 1946 en 1964) meer kans hebben dan andere groepen om te zijn blootgesteld aan HCV. De meesten van hen liepen infecties op tussen 1970 en 1990, tijdens een piek van nieuwe infecties.
En omdat mensen met een HCV-infectie geen symptomen vertonen, kunnen zij het virus onbewust op anderen overdragen.
De meest voorkomende risicofactor voor hepatitis C in de Verenigde Staten is tegenwoordig injectiedrugsgebruik.
Omdat een HCV-infectie geen symptomen kan vertonen, is het aantal nieuwe gevallen volgens de CDC waarschijnlijk hoger dan gemeld.