Hoe Churchill, Roosevelt en Stalin het einde van de Tweede Wereldoorlog planden
Maar Churchill werd ook bekritiseerd om zijn schijnbaar passieve aanvaarding van de Sovjet-overheersing van Polen en Oost-Europa. In het Lagerhuisdebat over Jalta dienden 21 conservatieve parlementsleden, waaronder de toekomstige premier Sir Alec Douglas-Home, een amendement in waarin “de overdracht van het grondgebied van een bondgenoot aan een andere mogendheid” werd betreurd. Onderminister George Strauss nam ontslag uit protest tegen het regeringsbeleid ten aanzien van Polen.
Aan het eind van de jaren zeventig kregen Churchill en minister van Buitenlandse Zaken Anthony Eden ook kritiek te verduren toen algemeen bekend werd dat zij een concessie aan Stalin hadden gedaan om alle voormalige Sovjet-krijgsgevangenen, waaronder duizenden die om wat voor reden dan ook van kant waren veranderd en in Duits uniform hadden gevochten, onder dwang te repatriëren. Maar ook hier bestond de vrees dat als dit niet werd overeengekomen, de Russen wel eens zeer dwars zouden kunnen gaan liggen bij de repatriëring van westerse krijgsgevangenen die het Rode Leger had bevrijd.
Churchills effectiviteit in Jalta werd door anderen krachtig verdedigd. Admiraal William Leahy, de chef-staf van Roosevelt, schreef later dat ‘Churchill, naar mijn mening, op zijn best was in Jalta’, door niet alleen te vechten voor de belangen van Groot-Brittannië, maar ook voor die van Frankrijk, Polen en andere kleine mogendheden.
Positieve resultaten
Op dat moment, en ondanks enkele teleurstellingen die niet onmiddellijk openbaar werden gemaakt, werden de resultaten van de conferentie over het algemeen als positief gezien. Het tijdschrift Time beweerde dat “alle twijfels over het vermogen van de grote drie om zowel in vrede als in oorlog samen te werken, nu lijken te zijn weggevaagd”. Een oordeel waar James Byrnes het destijds mee eens was: “Zo dacht ik er ook over. Het lijdt geen twijfel dat het tij van de Engels-Sovjet-Amerikaanse vriendschap een nieuw hoogtepunt had bereikt’.
Tijdens Jalta stemde Stalin in met medewerking aan de oprichting van de Organisatie van de Verenigde Naties, een project dat Roosevelt zeer na aan het hart lag. Met tegenzin, en na veel moeite van zowel Churchill als Eden, stemde Stalin er ook mee in dat Frankrijk een bezettingszone kreeg in het verslagen Duitsland. Met de atoombom nog niet uitgeprobeerd en met het vooruitzicht van zware Amerikaanse, Britse en Australische slachtoffers bij een invasie van de Japanse thuis-eilanden, werd de belofte van Russische deelname aan de oorlog in het Verre Oosten gezien als een grote coup.
Maanden later, op 8 augustus 1945, verklaarde Rusland de oorlog aan Japan, zoals beloofd in Jalta, drie maanden na het einde van de oorlog in Europa, op de dag voordat de atoombom op Nagasaki werd gegooid. Later, tijdens de Koude Oorlog, werd de Sovjet interventie in de oorlog tegen Japan bijna steevast over het hoofd gezien door Westerse historici, maar het wordt nu beschouwd als een van de sleutelfactoren in de Japanse beslissing om zich over te geven, samen met het droppen van de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki.
Het probleem van Polen en de Sovjet-betrekkingen
Het probleem van de toekomst van Polen was een speciaal aandachtspunt van de Jalta-conferentie. De Russische grens met Polen zou in westelijke richting worden verlegd naar de Curzon-lijn, een grens die eerder was voorgesteld in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog. Als compensatie zou de nieuwe westgrens van Polen met Duitsland op de Oder-Neisse-lijn komen te liggen. Stalin stemde ermee in dat in Polen zo spoedig mogelijk vrije verkiezingen zouden worden gehouden. Hij aanvaardde ook Churchill’s pleidooi om leden van de Poolse en Joegoslavische regeringen in ballingschap op te nemen in het nieuwe bestuur van die landen. Rusland sloot zich ook aan bij een ‘Verklaring over bevrijd Europa’ waarin de ‘Grote Drie’ hun wens uitspraken voor de vestiging van democratische instellingen in de landen die hun strijdkrachten hadden bevrijd of op het punt stonden te bevrijden van het nazi-regime.
Charles ‘Chip’ Bohlen van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, die optrad als FDR’s Russische tolk, was van mening dat elk van de ‘Grote Drie’ zijn belangrijkste doelen in Jalta had bereikt, hoewel hij erkende dat er ‘een gevoel van frustratie en enige verbittering was met betrekking tot Polen’. Voor Amerikaanse en Britse beroepsdiplomaten als Bohlen leken de in Jalta bereikte akkoorden op het eerste gezicht “realistische compromissen tussen de verschillende standpunten van elk land”. Stalin had een echte concessie gedaan door eindelijk in te stemmen met een Franse zone in Duitsland, terwijl Churchill en Roosevelt veel hadden toegegeven met betrekking tot Polen. Maar zelfs dan, dacht Bohlen, had het plan zoals uiteindelijk overeengekomen heel goed kunnen resulteren in een werkelijk democratische Poolse regering als het was uitgevoerd.
Bohlen’s vriend George Kennan van het State Department was niet zo optimistisch. In een memorandum vlak voor Jalta had Kennan een somber en vooruitziend oordeel gegeven over de toekomstige betrekkingen van de Sovjet-Unie met het Westen. Hij zag geen hoop op samenwerking met Stalin in het naoorlogse Europa, maar eerder een “onvermijdelijk conflict tussen de geallieerde behoefte aan stabiele, onafhankelijke naties in Europa en een oprukkende Sovjet-Unie naar het westen”. Binnen zeer korte tijd weigerde Stalin zijn deel van de afspraak over Polen na te komen en negeerde hij de Verklaring over bevrijd Europa. En slechts een jaar en een maand na Jalta, op 5 maart 1946, hield Churchill zijn beroemde ‘IJzeren Gordijn’ toespraak in Fulton, Missouri.