Articles

Hoofdstad van Nederland

Hoewel de eigenlijke juridische status van Amsterdam als hoofdstad van Nederland van recente datum is, wordt de stad al sinds 1814 als hoofdstad erkend. In dat jaar werd Willem Frederik, Prins van Oranje en Nassau, uitgeroepen tot Soeverein Vorst der Verenigde Nederlanden en op 30 maart 1814 in de Nieuwe Kerk in Amsterdam als zodanig geïnaugureerd. Dit komt deels omdat het een Koninklijke stad is, die niet alleen wordt gebruikt voor de inhuldiging van koningen, maar ook voor koninklijke huwelijken (merk echter op dat koninklijke begrafenissen in Delft plaatsvinden), en ook vanwege zijn dominante positie in de Nederlandse geschiedenis. Vanaf het einde van de 16e eeuw groeide de stad snel uit tot de grootste en machtigste stad van de Nederlanden en het belangrijkste centrum van handel, commercie, financiën en cultuur.

De oorsprong van de splitsing tussen Amsterdam als hoofdstad en Den Haag als regeringszetel ligt in de eigenaardige Nederlandse staatkundige geschiedenis. Vanaf de middeleeuwen tot in de zestiende eeuw was Den Haag de regeringszetel van het graafschap Holland en de residentie van de graven van Holland. Amsterdam groeide intussen uit tot een belangrijkere stad. Na de oprichting van de Republiek der Verenigde Nederlanden in 1572/1581 werd Dordrecht korte tijd de regeringszetel van de Verenigde Provinciën, residentie van de Staten-Generaal, de Raad van State en de prins van Oranje als prins-stadhouder. In 1588 werden deze centrale regeringsinstellingen verplaatst naar Den Haag, dat vanaf dat moment de positie van regeringszetel voor de hele republiek behield. Amsterdam bleef tot vrij laat in de Tachtigjarige Oorlog trouw aan het Spaans/Bourgondische rijk, wat de stad veel handelsmogelijkheden bood, maar ongeschikt maakte als regeringszetel van de opkomende ‘opstandige’ staat.

Vóór de instelling van de Bataafse Republiek in 1795 waren de Nederlanden geen eenheidsstaat, maar meer een confederatie waarin de zelfstandige provincies en de grotere steden en gemeenten in hoge mate politiek autonoom waren. In de zeventiende eeuw botste de prins-stadhouder als ambtenaar van de Staten van Holland herhaaldelijk met het stadsbestuur van Amsterdam over het beleid, tot op het punt dat de stad belegerd werd door het leger. Tot 1795 bleef er in de Nederlandse politiek een sterke animositeit bestaan tussen de Oranje-fractie en de republikeinse factie. De eerste steunde het idee van een erfelijk politiek leiderschap dat in handen was van de prinsen van Oranje als stadhouders, en had zijn machtsbasis in Den Haag en de landelijke gebieden. De tweede steunde de burgerlijke onafhankelijkheid en vond haar aanhang vooral in de steden en dorpen van Holland, met Amsterdam als stamvader en meest uitgesproken vertegenwoordiger.

Toen in 1814 het nieuwe koninkrijk werd gevormd, was de benoeming van Amsterdam, nog steeds de meest prominente stad in het koninkrijk, tot hoofdstad ook zeer zeker een verzoenend gebaar van de Oranje-fractie ten opzichte van de stad, en een erkenning van de sterke burgerlijke en republikeinse basis van het nieuwe koninkrijk.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *