Korte biografie van Petrus
67 (?)
(Feestdag 29 juni)
Petrus wordt zo vaak genoemd in het Nieuwe Testament – in de Evangeliën, in de Handelingen van de Apostelen en in de brieven van Paulus – dat wij het gevoel hebben hem beter te kennen dan enige andere persoon die een prominente rol heeft gespeeld in het leven van de Heiland. In totaal komt zijn naam 182 keer voor. Wij hebben geen kennis van hem vóór zijn bekering, behalve dat hij een visser uit Galilea was, uit het dorp Bethsaida of Kapernaüm. Er is enig bewijs voor de veronderstelling dat Petrus’ broer Andreas en mogelijk Petrus zelf volgelingen waren van Johannes de Doper, en daarom voorbereid waren op de verschijning van de Messias in hun midden. Wij zien Petrus als een schrandere en eenvoudige man, met een grote kracht voor het goede, maar nu en dan getroffen door plotselinge zwakheid en twijfel, althans in het begin van zijn discipelschap. Na de dood van de Verlosser openbaarde hij zijn voorrang onder de apostelen door zijn moed en kracht. Hij was “de Rots” waarop de Kerk was gegrondvest. Het is misschien Petrus’ vermogen om te groeien dat zijn verhaal zo inspirerend maakt voor andere dwalende mensen. Hij bereikte het diepste punt in de nacht dat hij de Heer verloochende, en begon toen aan de klim naar boven, om bisschop van Rome, martelaar en tenslotte “bewaarder van de sleutels van de hemel” te worden.
De eerste blik op Petrus komt helemaal aan het begin van Jezus’ bediening. Terwijl Hij langs de oever van het Meer van Galilea wandelde, zag Hij twee broers, Simon Petrus en Andreas, een net in het water werpen. Toen Hij tot hen riep: “Kom, en Ik zal u vissers maken”, lieten zij meteen hun net vallen om Hem te volgen. Even later vernemen wij, dat zij het huis bezochten, waar de schoonmoeder van Petrus aan koorts leed, en dat Jezus haar genas. Dit was de eerste genezing waarvan Petrus getuige was, maar hij zou nog vele wonderen zien, want hij bleef dicht bij Jezus gedurende de twee jaar van Zijn bediening. Al die tijd luisterde hij, keek toe, ondervroeg, leerde, faalde soms in volmaakt geloof, maar was uiteindelijk vol kracht en grondig voorbereid op zijn eigen jaren van zendingsprediking.
Laten we een paar bijbelse episodes in herinnering roepen waarin Petrus voorkomt. Ons wordt verteld dat na het wonder van de broden en de vissen, Jezus zich terugtrok op de berg om te bidden, en zijn discipelen begonnen naar huis te varen over het Meer van Galilea. Plotseling zagen zij Hem over het water lopen, en volgens het verslag in Mattheüs zei Jezus hun dat zij niet bang hoefden te zijn. Het was Petrus die zei: “Heer, als Gij het zijt, beveel mij dan over het water tot U te komen.” Petrus ging vol vertrouwen op weg, maar werd plotseling bang en begon te zinken, waarop Jezus zijn hand uitstrekte om hem te redden en zei: “O, gij kleingelovige, waarom hebt gij getwijfeld?”
Daarna volgt Petrus’ dramatische geloofsbelijdenis, die plaatsvond toen Jezus en zijn volgelingen de dorpen van Caesarea Filippi hadden bereikt. Nadat Jezus de vraag had gesteld: “Wie zeggen de mensen dat Ik ben?”, kwamen er verschillende antwoorden. Toen wendde Jezus zich tot Petrus en zei: “Maar wie zegt gij, dat Ik ben?” en Petrus antwoordde vastbesloten: “Gij zijt de Christus, de zoon van de levende God.” (Mattheüs xvi, 13-18; Marcus viii, 27-29; Lucas ix, 18- 20.) Toen zei Jezus hem dat hij voortaan Petrus zou heten. In de Aramese taal die Jezus en zijn leerlingen spraken, was het woord kepha, wat rots betekent. Jezus besloot met de profetische woorden: “Gij zijt Petrus, en op deze rots zal Mijn gemeente worden gebouwd, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.”
Er lijkt geen twijfel over te bestaan dat Petrus de voorkeur genoot onder de discipelen. Hij was, met Jacobus en Johannes, uitgekozen om Jezus te vergezellen naar de berg, het toneel van de Transfiguratie, om een glimp op te vangen van Zijn heerlijkheid, en daar God de woorden te horen uitspreken: “Deze is mijn geliefde Zoon, in wie Ik Mijn welbehagen heb.”
Daarna daalde de groep af naar Jeruzalem, waar Jezus Zijn discipelen begon voor te bereiden op het naderende einde van Zijn bediening op aarde. Petrus berispte Hem en kon het niet opbrengen te geloven dat het einde nabij was. Toen allen bijeen waren voor het Laatste Avondmaal, verklaarde Petrus zijn trouw en toewijding met deze woorden: “Heer, met U ben ik bereid zowel naar de gevangenis als naar de dood te gaan.” Het moet met diepe smart zijn geweest, dat Jezus antwoordde, dat Petrus Hem vóór hanengekraai driemaal zou verloochenen. En terwijl de tragische nacht zich ontrolde, kwam deze voorspelling uit. Toen Jezus verraden werd door Judas, terwijl Hij bad in de Hof van Gethsemane, en door soldaten naar de Joodse hogepriester werd gebracht, volgde Petrus Hem ver achterna, en zat half verborgen op de binnenplaats van de tempel tijdens het proces. Petrus, die als een van de discipelen werd aangewezen, ontkende driemaal de beschuldiging. Maar wij weten dat hij vergeven was, en toen Jezus zich na de Hemelvaart aan zijn discipelen openbaarde, seinde Hij Petrus naar buiten, en liet hem driemaal verklaren dat hij Hem liefhad, gelijk aan de driemaal dat Petrus Hem verloochend had. Tenslotte droeg Jezus Petrus op, met dramatische beknoptheid: “Weid mijn schapen.” Vanaf dat moment werd Petrus de erkende en verantwoordelijke leider van de sekte.
Het was Petrus die het initiatief nam om een nieuwe apostel te kiezen in plaats van Judas, en hij was het die het eerste wonder van genezing verrichtte. Een kreupele bedelaar vroeg om geld; Petrus zei hem dat hij er geen had, maar in de naam van Jezus de Nazarener beval hem op te staan en te lopen. De bedelaar deed wat hem gezegd was en genas van zijn kreupelheid. Toen, ongeveer twee jaar na de Hemelvaart, de verspreiding van de nieuwe godsdienst de vervolgingen veroorzaakte die hun hoogtepunt bereikten met de marteldood van Stefanus, verspreidden vele bekeerlingen zich of doken onder. De apostelen hielden stevig stand in Jeruzalem, waar de Joodse tempel het speerpunt van de tegenstand tegen hen was geworden. Petrus verkoos te prediken in de afgelegen dorpen, verder en verder weg. In Samaria, waar hij predikte en wonderen verrichtte, werd hem door Simon Magus, een tovenaar, geld geboden als hij hem het geheim van zijn occulte krachten zou leren. Petrus berispte de magiër streng met de woorden: “Houdt uw geld voor u, om met u te vergaan, want gij hebt gedacht dat de gave Gods met geld gekocht kan worden.”
Door zijn krachtige vrijmoedigheid kwam Petrus onvermijdelijk in conflict met de Joodse autoriteiten, en tweemaal lieten de hogepriesters hem arresteren. Ons wordt verteld dat hij op wonderbaarlijke wijze werd bevrijd van zijn gevangenisketenen, en dat hij de andere apostelen verbaasde door plotseling weer onder hen te verschijnen. Petrus predikte nu in de zeehavens van Joppa en Lydda, waar hij mensen van vele rassen ontmoette, en in Caesarea, waar hij de eerste niet-Jood bekeerde, een man die Cornelius heette. Zich realiserend dat de sekte haar grootste steun bij de heidenen moest vinden, hielp Petrus het vroege beleid ten opzichte van hen vorm te geven. De groeiende eminentie van de sekte leidde tot zijn verkiezing tot bisschop van de stad Antiochië. Hoe lang hij daar bleef, of hoe of wanneer hij naar Rome kwam, weten we niet. De bewijzen lijken vast te stellen dat hij zijn laatste jaren als bisschop in Rome doorbracht. De overtuiging dat hij daar de marteldood stierf tijdens de regering van Nero, in hetzelfde jaar als Paulus, is stevig gebaseerd op de geschriften van drie vroege vaders, de heilige Irenaeus, Clement van Alexandrië en Tertullianus. De enige geschriften van Petrus die ons zijn overgeleverd, zijn de brieven I en II van het Nieuwe Testament, die beide vanuit Rome aan de christelijke bekeerlingen in Klein-Azië zouden zijn geschreven. De eerste brief staat vol vermaningen tot wederzijdse hulpvaardigheid, naastenliefde en nederigheid, en schetst in het algemeen de plichten van christenen in alle aspecten van het leven. Aan het slot (I Petrus v, 13) zendt Petrus de groeten van “de gemeente die te Babylon is”. Dit wordt aanvaard als een verder bewijs dat de brief geschreven is vanuit Rome, dat in het Joodse gebruik van die tijd “Babylon” genoemd werd. De tweede brief waarschuwt tegen valse leerstellingen, spreekt over de wederkomst van de Heer en eindigt met de prachtige doxologie: “Maar groeit in genade en kennis van onze Heer en Heiland, Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, zowel nu als op de dag der eeuwigheid.”
De laatste archeologische vondsten wijzen erop dat de Sint-Pieterskerk in Rome verrijst boven de plaats van zijn graf, zoals Pius XII bij de afsluiting van het Heilig Jaar van 1950 aankondigde. In de catacomben zijn vele muurschilderingen gevonden die de namen van Petrus en Paulus met elkaar in verband brengen, waaruit blijkt dat de volksverering voor de twee grote apostelen al in zeer vroege tijden begon. Op schilderijen van latere datum wordt Petrus gewoonlijk afgebeeld als een korte, energieke man met krullend haar en baard; in de kunst zijn zijn traditionele emblemen een boot, sleutels en een haan.
EIND OPMERKINGEN:
1 Voor St. Irenaeus, zie hieronder; Clement van Alexandrië was een christelijke schrijver die rond het jaar 215 stierf; Tertullianus was een Romeinse bekeerling die leefde en schreef in Carthago en die rond 230 stierf.
Sint Petrus, Prins der Apostelen. Schriftuurlijke heilige. Viering van de feestdag is 29 juni. Afkomstig uit “Lives of Saints”, uitgegeven door John J. Crawley & Co., Inc.