Vergelijkende anatomie
Het eerste specifiek anatomische onderzoek los van een chirurgische of medische ingreep wordt door vroege commentatoren in verband gebracht met Alcmaeon van Croton. Leonardo da Vinci maakte aantekeningen voor een geplande anatomische verhandeling waarin hij de handen van verschillende dieren, waaronder beren, wilde vergelijken. Pierre Belon, een Franse naturalist geboren in 1517, deed onderzoek en hield discussies over dolfijnembryo’s en over de vergelijking van de skeletten van vogels met die van mensen. Zijn onderzoek leidde tot de moderne vergelijkende anatomie.
Omstreeks dezelfde tijd maakte Andreas Vesalius zelf ook enkele stappen vooruit. Een jonge anatoom van Vlaamse afkomst, beroemd geworden door zijn voorliefde voor verbazingwekkende grafieken, onderzocht en corrigeerde systematisch de anatomische kennis van de Griekse arts Galenus. Hij merkte dat veel van Galen’s observaties niet eens gebaseerd waren op echte mensen. In plaats daarvan waren ze gebaseerd op dieren zoals apen, apen en ossen. In feite droeg hij zijn studenten op het volgende te doen, in plaats van menselijke skeletten, zoals geciteerd door Edward Tyson: “”Als je toevallig geen van deze kunt zien, ontleed dan een Aap, bekijk zorgvuldig elk bot, &c. …” Dan adviseert hij welke soort apen hij moet kiezen, omdat ze het meest op een mens lijken: en concludeert: “Men zou de structuur van alle botten moeten kennen, hetzij in een menselijk lichaam, hetzij in een aap; ’t is het beste in beide; en dan over te gaan tot de Anatomie van de Spieren.”” (Edward Tyson, Orang-Outang…, 1699, p. 59.) Tot op dat moment waren Galenus en zijn leerstellingen de autoriteit op het gebied van de menselijke anatomie. De ironie is dat Galen zelf had benadrukt dat men zijn eigen waarnemingen moest doen in plaats van die van een ander te gebruiken, maar dit advies was verloren gegaan tijdens de talrijke vertalingen van zijn werk. Toen Vesalius deze fouten begon te ontdekken, begonnen andere artsen uit die tijd meer te vertrouwen op hun eigen waarnemingen dan op die van Galenus. Een interessante waarneming van sommige van deze artsen was de aanwezigheid van homologe structuren bij een grote verscheidenheid van dieren, waaronder de mens. Deze waarnemingen werden later door Darwin gebruikt bij het vormen van zijn theorie over Natuurlijke Selectie.
Edward Tyson wordt beschouwd als de grondlegger van de moderne vergelijkende anatomie. Aan hem wordt toegeschreven dat hij heeft vastgesteld dat walvissen en dolfijnen in feite zoogdieren zijn. Ook concludeerde hij dat chimpansees meer op mensen lijken dan op apen vanwege hun armen. Marco Aurelio Severino vergeleek ook verschillende dieren, waaronder vogels, in zijn Zootomia democritaea, een van de eerste werken over vergelijkende anatomie. In de 18e en 19e eeuw revolutioneerden grote anatomisten als George Cuvier, Richard Owen en Thomas Henry Huxley ons begrip van de fundamentele bouw en systematiek van gewervelde dieren, waarmee zij de basis legden voor het werk van Charles Darwin over evolutie. Een voorbeeld van een 20e-eeuwse vergelijkende anatoom is Victor Negus, die werkte aan de structuur en evolutie van het strottenhoofd. Tot de komst van genetische technieken zoals DNA-sequencing waren de vergelijkende anatomie en de embryologie de belangrijkste instrumenten om de fylogenie te begrijpen, zoals blijkt uit het werk van Alfred Romer.