関東大震災時の朝鮮人虐殺とその後-虐殺の国家責任と民衆責任
Shōji Yamada 山田昭次
Tokyo: Sōshisha 創史社, 2011
Reviewed by Jooeun Noh (PhD candidate, University of Tokyo; HYI Visiting Fellow)
Op 1 september 1923 trof een sterke aardbeving met een kracht van 7,9 het Kantō-gebied van Japan, waartoe ook Tokio behoort. Valse geruchten over een ‘Koreaanse opstand’ (chōsenjin sawagi) – bijvoorbeeld dat Koreaanse inwoners in Japan van plan waren de waterputten te vergiftigen, of dat Koreanen bommen bij zich hadden (in feite appels) – deden de ronde in Tokio, dat door de grote aardbeving in rep en roer was geraakt. Dit leidde tot een plotselinge golf van moorden op Koreanen in het rampgebied, waarbij meer dan 6000 Koreanen werden vermoord door toedoen van burgerwachten, politie en soldaten als gevolg van deze geruchten.
De historiografie van de Grote Kantō Aardbeving heeft zich voornamelijk gericht op kwesties met betrekking tot de wederopbouw van de Japanse samenleving na de ramp. Sinds 1945 hebben enkele zainichi Koreaanse geleerden in Japan en enkele Japanse onderzoekers echter geprobeerd licht te werpen op andere aspecten van de aardbeving, waaronder de massamoord op Koreaanse mensen in 1923 en het opzettelijk verzwijgen daarvan door de Japanse regering. Sinds de publicatie van The Great Kantō Earthquake and Koreans (Kantōdaishinsai to Chōsenjin, Tokio: Misuzu Shobō, 1963) door de zainichi-wetenschappers Tŏksang Kang en Pyŏngdong Kŭm op de 40e verjaardag van de aardbeving, heeft deze kwestie veel aandacht gekregen van zainichi- en Japanse geleerden. Het onderzoek dat op de 80e verjaardag van de aardbeving is gepubliceerd, is opmerkelijk omdat drie grote geleerden op dit gebied – Tŏksang Kang, Shōichi Matsuo, en Shōji Yamada – in dit jaar hun boeken hebben gepubliceerd. Het hier besproken werk is een herziene en uitgebreide editie van Yamada’s boek uit 2003.
In zijn boek gaat Yamada niet in op de historische feiten rond de massamoord van 1923. Omdat, zoals Yamada in de editie van 2003 vermeldde, het doel van dit boek is een gesprek op gang te brengen met Japanners die kwesties van koloniale verantwoordelijkheid willen oplossen, concentreert hij zich op de verantwoordelijkheid van de Japanse regering en het Japanse volk voor de massamoord. Hij wijst erop dat de Japanse regering op twee manieren verantwoordelijk was voor het bloedbad: ten eerste zette de regering de Japanners ertoe aan Koreanen te doden door valse geruchten over de Koreanen te verspreiden en de politie en de soldaten in staat van beleg te mobiliseren; ten tweede verborg de regering de valsheid van de geruchten en vermeed zij de verantwoordelijkheid na het bloedbad door de onderdrukking en het vluchtige onderzoek van strafprocessen. Dit boek, dat waardevol historisch materiaal biedt, laat zien hoe deze problemen van verantwoordelijkheid zich in de Japanse samenleving hebben ontwikkeld sinds de aardbeving.
De speciale focus van het boek is de kwestie van de verantwoordelijkheid van het Japanse volk (minshū) voor de Koreaanse massamoord tijdens de aardbeving. Volgens Yamada’s betoog zijn de Japanse minshū verantwoordelijk voor hun deelname aan de massamoord en voor het feit dat zij in 1923 en daarna niet hebben aangedrongen op een onderzoek door de Japanse regering. Een van de redenen voor Yamada om deze herziene en uitgebreide editie in 2011 te publiceren was de beweging, genaamd ‘Kantōdaisinsai Chōsenjin Gyakusatsu no Kokka Sekinin o Tō Kai’, gestart in 2010, door zainichi Koreanen en Japanners die eisten dat de regering verantwoordelijkheid zou nemen voor de Koreaanse massamoord na de aardbeving. Yamada stelt dat Japanse minshū verantwoordelijk zijn voor het vertragen van deze beweging, vandaar dat hij “de nasleep” in de titel van deze herziene editie heeft opgenomen.
Velen van de huidige Japanse jongere generatie denken niet dat de problemen die het Japanse kolonialisme vóór 1945 heeft veroorzaakt, hun verantwoordelijkheid zijn, en ze zijn niet geïnteresseerd in deze kwesties, waaronder het bloedbad van 1923. Ook de Koreaanse jeugd vergeet de geschiedenis van de koloniale periode en sommigen van hen zijn niet bezorgd over deze kwesties. Het gebrek aan belangstelling van de jonge generaties in beide landen voor deze historische problemen is een duidelijke aanklacht tegen zowel het Japanse als het Koreaanse volk: namelijk voor deze flagrante kloof in historisch bewustzijn tussen diegenen van de oude generatie die geleden hebben onder de kolonisatie en de nieuwe generatie die geen enkele ervaring heeft met het kolonialisme.