Articles

“Pagliacci”: Klassiek verhaal over de tranen van een clown

Het leven en de kunst zijn altijd met elkaar verweven, maar zelden zo nauw als in de opera “Pagliacci” (Clowns).

Ruggero Leoncavallo’s opera over fatale jaloezie in een rondreizend gezelschap acteurs was gebaseerd op een waargebeurd verhaal: een geval waarmee Leoncavallo’s vader, die politiemagistraat in Napels was, te maken kreeg. Het incident – betreffende een acteur van middelbare leeftijd die zijn ontrouwe acteursvrouw op het toneel vermoordde tijdens een voorstelling – vormde duidelijk de inspiratie voor het verhaal van de opera. Operacomponisten schrijven niet vaak hun eigen libretto, maar het lijkt erop dat deze zaak een creatieve vonk in Leoncavallo heeft doen ontbranden.

Zijn opera uit 1892 – kort, gruizig en met een van de grootste tenoraria’s aller tijden (“Vesti la giubba”) – is een blijvende publiekslieveling, en hij wordt zaterdagavond opgevoerd in de McCaw Hall voor een achtdelige uitvoering van de Seattle Opera, die eindigt op 26 januari. “Pagliacci” is ook een grote favoriet onder tenoren, die een sappige carrière hebben opgebouwd rond de centrale rol van de clown die van binnen huilt.

De legendarische tenor Enrico Caruso (1873-1921) vond ook een nauw kruispunt tussen leven en kunst. Zijn 11-jarige relatie met Ada Giachetti, die hem twee kinderen schonk, was bijna net zo stormachtig als het plot van “Pagliacci”; Ada was Caruso ontrouw, en ze ging er uiteindelijk vandoor met zijn chauffeur (de twee klaagden Caruso later tevergeefs aan). De tenor schreef eens dat toen hij de rol van Canio in “Pagliacci” zong, hij oprechte tranen huilde, denkend aan zijn eigen ontrouwe geliefde.

Caruso’s opname uit 1907 van “Vesti la giubba” werd de eerste plaat in de geschiedenis waarvan een miljoen exemplaren werden verkocht, maar bij alle verhalen verbleekten zijn opnames bij die van zijn podiumoptredens. De tenor, die zo’n mooie stem had dat Puccini ooit vroeg of God Caruso had gestuurd om “La Bohème” te zingen, was een unieke expressieve zangacteur wiens effect op het publiek positief elektrisch was.

Het publiek bij de première van de “Pagliacci”, en later bij Caruso’s optredens, zal zeer bekend zijn geweest met het soort rondreizende “commedia dell’arte” groep acteurs dat Leoncavallo in zijn opera beschrijft. De acteurs vertolkten de standaardfiguren – de mannelijke clown en zijn vrouwelijke tegenhanger, de jonge geliefden, de sluwe bediende, de oude vrek, de brutale schurk – in een reeks van standaardplots, terwijl ze van stad naar stad trokken. De acteurs zetten een buitenpodium op, verkochten kaartjes en voerden een toneelstuk op, waarbij ze hun dialogen improviseerden en doorspekten met plaatselijke en actuele verwijzingen. Vaak was er jongleren, acrobatiek en andere stunts om het publiek voor het stuk te vermaken.

In “Pagliacci”, als het rondreizende gezelschap met het stuk begint, wordt Canio (de clown) verteerd door jaloezie omdat hij zijn vrouw, Nedda, heeft horen praten met een minnaar (Silvio), wiens identiteit Canio nog niet kent.

Het toneelstuk dat ze zullen opvoeren, met als plot een vrouw die haar man wil bedriegen, komt een beetje te dicht bij de werkelijkheid. Als Canio’s personage de naam van de minnaar van zijn vrouw wil weten, stopt hij met acteren en spreekt hij haar in het echt aan: Canio bezingt hoe hij Nedda als wees redde, voor haar zorgde, van haar hield, en dat zij hem nu heeft verraden. Het publiek applaudisseert voor deze briljante “voorstelling”, maar beseft niet dat Canio niet acteert. Woedend trekt hij tenslotte zijn dolk en steekt Nedda neer, eist de naam van haar minnaar, en zij roept Silvio om hulp; als Silvio binnenstormt, steekt Canio hem ook neer. Verbijsterd wendt hij zich tot het publiek en verkondigt: “La commedia è finita!” (De komedie is afgelopen.)

Het is krachtig spul. Die twee uur (inclusief pauze) zijn in een oogwenk voorbij. Neem zakdoekjes mee.

Melinda Bargreen: [email protected]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *